Bible

 

Genesis 13

Studie

   

1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem.

2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud.

3 En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beth-El, en tussen Ai;

4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.

5 En Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en tenten.

6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen.

7 En er was twist tussen de herders van Abrams vee, en tussen de herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en Ferezieten in dat land.

8 En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders.

9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan.

10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.

11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.

12 Abram dan woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe.

13 En de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen den HEERE.

14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.

15 Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.

16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden.

17 Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.

18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 1489

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1489. 'Because of Sarai, 1 Abram's wife' means because of the truth that was to be allied to the celestial. This is clear from the meaning of 'a wife' and therefore of 'Sarai his wife' as truth that was to be allied to the celestial, dealt with above at verse 12. The implications are as follows: Unless the facts which have performed the use in childhood of making the person rational are destroyed so that they are nothing, truth cannot possibly be joined to the celestial. Those first facts are for the most part earthly, bodily, and worldly. No matter how Divine the commandments may be that a child absorbs, he nevertheless gains from them no other mental picture than what may be obtained from such facts. Therefore as long as those very lowly facts from which he gets his ideas remain with him, the mind cannot be raised any higher. It was just the same with the Lord, for He was born like any other and had to receive instruction like any other, though according to the Divine order such as has been stated already. Contained within these details regarding Abram in Egypt is a description of the Divine order, of the way in which with the Lord the external Man was joined to the Internal to make the External Man Divine as well.

Poznámky pod čarou:

1. literally, because of the word (or matter) of Sarai

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.