Bible

 

Ezechiël 4

Studie

   

1 En gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht, en bewerp daarop de stad Jeruzalem.

2 En maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom.

3 Verder, neem gij u een ijzeren pan, en stel ze tot een ijzeren muur tussen u en tussen die stad; en richt uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome, en gij zult ze belegeren. Dit zij den huize Israels een teken.

4 Lig gij ook neder op uw linkerzijde, en leg daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen.

5 Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult.

6 Als gij nu deze voleinden zult, lig ten anderen male neder op uw rechterzijde, en gij zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen veertig dagen; Ik heb u gegeven elken dag voor elk jaar.

7 Daarom zult gij uw aangezicht richten tegen de belegering van Jeruzalem, en uw arm zal ontbloot zijn; en gij zult tegen haar profeteren.

8 En ziet, Ik zal dikke touwen aan u leggen, dat gij u niet omkeert van uw ene zijde tot uw andere zijde, totdat gij de dagen uwer belegering voleind hebt.

9 En neemt gij voor u tarwe, en gerst, en bonen, en linzen, en gierst, en spelt; en doe die in een vat, en maak die u tot brood; naar het getal der dagen, die gij op uw zijde nederliggen zult, driehonderd en negentig dagen, zult gij dat eten.

10 Uw spijze nu, die gij eten zult, zal in gewicht zijn twintig sikkelen daags; van tijd tot tijd zult gij die eten.

11 Gij zult ook water naar zekere maat drinken, het zesde deel van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken.

12 En gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met drek van des mensen afgang bakken voor hun ogen.

13 En de HEERE zeide: Alzo zullen de kinderen Israels hun brood onrein eten onder de heidenen, waarhenen Ik hen verdrijven zal.

14 Toen zeide ik: Ach, Heere, Heere, zie, mijn ziel is niet verontreinigd geweest; want ik heb, van mijn jeugd af tot nu toe, geen dood aas, noch dat verscheurd is, gegeten, en geen verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen.

15 En Hij zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest gegeven voor mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden.

16 Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods in Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met kommer eten, en het water met zekere maat en met verbaasdheid drinken;

17 Opdat zij des broods en des waters gebrek hebben, en de een met den ander verbaasd worden, en in hun ongerechtigheid uitteren.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemel en Hel # 441

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 603  
  

441. Wat het andere betreft, door de geest gevoerd te worden in een andere plaats is mij door eigen ervaring, ofschoon slechts twee- of driemaal, getoond, zowel wat dit is, als hoe het toegaat. Een enkel geval zal ik vermelden. Terwijl ik door de straten van een stad en door velden wandelde, had ik tegelijk een onderhoud met geesten. Ik wist niet beter dan dat ik wakende was en het gebruik van mijn gezicht had, gelijk op andere tijden. Zonder te dolen bewandelde ik de weg; terzelfder tijd had ik een visioen en zag lanen, rivieren, paleizen, huizen, mensen en andere voorwerpen. Na aldus enige uren gewandeld te hebben, keerde eensklaps mijn lichamelijk gezicht in mij terug en ontdekte ik dat ik op een geheel andere plaats was. Buitengewoon verbaasd hierover ontdekte ik dat ik in een staat was geweest, die zij hadden ondervonden van wie gezegd is dat zij door de geest waren weggenomen naar een andere plaats. Gedurende deze staat heeft men geen gedachte op de lengte van de weg, al waren het ook vele mijlen; ook niet op de duur van de reis, al duurde die verscheidene uren van de dag, en is men ook niet in het minst vermoeid. Men wordt zo over wegen die men tevoren niet kende, zonder te dwalen naar de plaats van zijn bestemming geleid.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.