Bible

 

Exodus 24

Studie

   

1 Daarna zeide Hij tot Mozes: Klim op tot den HEERE, gij en Aaron, Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel; en buigt u neder van verre!

2 En dat Mozes alleen zich nadere tot den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk klimme ook niet op met hem.

3 Als Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen antwoordde al het volk met een stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen.

4 Mozes nu beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israel.

5 En hij zond de jongelingen van de kinderen Israels, die brandofferen offerden, en den HEERE dankofferen offerden, van jonge ossen.

6 En Mozes nam de helft van het bloed, en zette het in bekkens; en de helft van het bloed sprengde hij op het altaar.

7 En hij nam het boek des verbonds, en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen.

8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden.

9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel.

10 En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.

11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden.

12 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en wees aldaar; en Ik zal u stenen tafelen geven, en de wet, en de geboden, die Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen.

13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods.

14 En hij zeide tot de oudsten: Blijft gij ons hier, totdat wij weder tot u komen; en ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige zaken heeft, zal tot dezelve komen.

15 Toen Mozes op den berg geklommen was, zo heeft een wolk den berg bedekt.

16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk.

17 En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels.

18 En Mozes ging in het midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen en veertig nachten.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 9411

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9411. 'And they saw God' means faith. This is clear from the meaning of 'seeing God' as being endowed with intelligence and faith. 'Seeing' in the internal sense means seeing in a spiritual manner, and seeing in a spiritual manner implies seeing with the gift of faith; this is why 'seeing' in the Word means having faith, 2325, 3863, 3869, 4403-4421, 5400, 6805, 9128. The reason why they saw the God of Israel, that is, the Lord, is that in a broad sense the laws declared from Mount Sinai mean the Word in its entirety, and the Word is Divine Truth from the Lord, which deals in its highest sense with the Lord alone. All this being so, those who receive enlightenment when they read the Word see the Lord; they do so because of the faith and the love they have. They see Him solely in the Word and in no other writing whatever. From this it is evident why Moses, Aaron, Nadab and Abihu, and the seventy elders saw Him. The fact that these saw Him and not the children of Israel who had been set apart is evident from the preceding verses 9 and 10, which say, 'Moses and Aaron went up, Nadab and Abihu, and seventy of the elders of Israel. And they saw the God of Israel', and the present verse says, 'And on the children of Israel who had been set apart He did not lay a hand'. The reason why the former saw God and not the latter was that 'Moses and Aaron' represented the Word in respect of its inward and outward senses, 9374, 'Nadab and Abihu' teachings derived from both senses, 9375, and 'the seventy elders' all who are governed by good which results from truths received from there, 9376, 9404, whereas 'the children of Israel who had been set apart' represented those who are restricted to the outward sense of the Word, separated from the inward.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.