Bible

 

Exodus 24

Studie

   

1 Daarna zeide Hij tot Mozes: Klim op tot den HEERE, gij en Aaron, Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel; en buigt u neder van verre!

2 En dat Mozes alleen zich nadere tot den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk klimme ook niet op met hem.

3 Als Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen antwoordde al het volk met een stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen.

4 Mozes nu beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israel.

5 En hij zond de jongelingen van de kinderen Israels, die brandofferen offerden, en den HEERE dankofferen offerden, van jonge ossen.

6 En Mozes nam de helft van het bloed, en zette het in bekkens; en de helft van het bloed sprengde hij op het altaar.

7 En hij nam het boek des verbonds, en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen.

8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden.

9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel.

10 En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.

11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden.

12 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en wees aldaar; en Ik zal u stenen tafelen geven, en de wet, en de geboden, die Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen.

13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods.

14 En hij zeide tot de oudsten: Blijft gij ons hier, totdat wij weder tot u komen; en ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige zaken heeft, zal tot dezelve komen.

15 Toen Mozes op den berg geklommen was, zo heeft een wolk den berg bedekt.

16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk.

17 En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels.

18 En Mozes ging in het midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen en veertig nachten.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 9397

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9397. 'And read it in the ears of the people' means to be listened to and obeyed. This is clear from the meaning of 'reading' as to be listened to, for when something is read, it is in order that it may be heard, discerned, and obeyed, that is, listened to; and from the meaning of 'in the ears' as to be obeyed, for 'the ears' and 'hearing' mean obeying, 2542, 3869, 4551, 4652-4660, 5471, 5475, 7216, 8361, 8990, 9311.

[2] Since not only hearing and discerning are meant by 'the ears' but also obeying, expressions such as 'speak in their ears' and 'read in their ears' are used very often in the Word, not speak or read to them, as in Jeremiah,

Hear these words which I speak in your ears and in the ears of all the people. Jeremiah 28:7.

In the first Book of Samuel,

They spoke those words in the ears of the people. 1 Samuel 11:4.

And elsewhere in that book,

Let your maidservant speak in your ears. 1 Samuel 25:24.

In the Book of Judges,

Proclaim in the ears of the people, saying ... Judges 7:3.

In Moses,

Say in the ears of the people. Exodus 11:2.

In the same author,

Hear, O Israel, the statutes and judgements which I speak in your ears today. Deuteronomy 5:1.

In the same author,

I speak in their ears these words. Deuteronomy 31:28.

In the same author,

And Moses spoke all the words of the song in the ears of the people. Deuteronomy 32:44.

In the second Book of Kings,

He read in their ears all the words of the book of the covenant. 2 Kings 23:2.

In Jeremiah,

They said to him, Sit and read it in our ears. And Baruch read it in their ears. Jeremiah 36:15.

In Luke,

When Jesus had finished all the words in the people's ears ... Luke 7:1.

[3] Because 'the ear' and 'hearing' mean receiving, discerning, and obeying truth, thus mean belief from start to finish, it was said many times by the Lord, He who has an ear to hear, let him hear, as in Matthew 11:15; 13:9, 43; Mark 4:9, 23; 7:16; Luke 14:35. And since 'the deaf' or 'those who do not hear' mean in the spiritual sense people with no belief in the truth because they have no knowledge nor consequently any discernment of it, 6989, 9209, the Lord, when He cured the one who was deaf, put His finger into his ears and said, Ephphatha (that is, Be opened), and immediately his ears were opened, Mark 7:32-35. All the Lord's miracles involved and were signs of states of the Church, see 8364, 9086.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.