Bible

 

Exodus 1

Studie

1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.

2 Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin;

4 Dan en Nafthali, Gad en Aser.

5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.

6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat geslacht,

7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd.

8 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had;

9 Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij.

10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit het land optrekke.

11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao schatsteden, Pitom en Raamses.

12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de kinderen Israels.

13 En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid.

14 Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.

15 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was;

16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!

17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in het leven.

18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt?

19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer machtig.

21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo bouwde Hij haar huizen.

22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden.

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 7932

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7932. 'And it shall be, when you come to the land which Jehovah will give you' means when they reach heaven, given them by the Lord. This is clear from the meaning of 'the land', at this point the land of Canaan, which they will 'come to' as the Lord's kingdom, which is heaven, dealt with in 1607, 1866, 3078, 3481, 3705, 4116, 4240, 4447, 5757. The Children of Israel represented those belonging to the spiritual Church who lived in the world before the Lord's Coming, but could not be saved except by the Lord, on account of which they were preserved and held back on the lower earth, where they were in the meantime molested by the hells which were round about them. When therefore the Lord came into the world and made the Human within Him Divine, He then - when He rose again - delivered those who had been preserved and held back there. And after they had undergone temptations He raised them to heaven. These matters are what the internal sense of the second Book of Moses or Exodus contains. By 'the Egyptians' those who molested are meant; by 'being led away from them' deliverance is meant; by 'living forty years in the wilderness' temptations are meant; and by 'being led into the land of Canaan' being raised into heaven is meant. For what has been mentioned already about these meanings, see 6854, 6914, 7091 (end), 7828. From all this it is evident that 'when you come into the land' means when they reach heaven, given them by the Lord. 1

Poznámky pod čarou:

1. [NCBS editor's note] From sections 7930 to 7932, there are some differences between the first and third Latin editions, regarding where the text should be divided into its sections. These differences have been carried over into the translations into English and other modern languages; different translators have made different decisions about it. The text is all there in each translation, but you may find what you are looking for in 7930, 7931, or 7932.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.