Bible

 

Amos 8

Studie

   

1 De Heere Heere deed mij aldus zien; en ziet, een korf met zomervruchten.

2 En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan.

3 Maar de gezangen des tempels zullen te dien dage huilen, spreekt de Heere Heere; vele dode lichamen zullen er zijn, in alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen.

4 Hoort dit, gij, die den nooddruftige opslokt! en dat om te vernielen de ellendigen des lands;

5 Zeggende: Wanneer zal de nieuwe maan overgaan, dat wij leeftocht mogen verkopen? en de sabbat, dat wij koren mogen openen? verkleinende de efa, en den sikkel vergrotende, en verkeerdelijk handelende met bedrieglijke weegschalen;

6 Dat wij de armen voor geld mogen kopen, en den nooddruftige om een paar schoenen; dan zullen wij het kaf van het koren verkopen.

7 De HEERE heeft gezworen bij Jakobs heerlijkheid: Zo Ik al hun werken in eeuwigheid zal vergeten!

8 Zou het land hierover niet beroerd worden, en al wie daarin woont treuren? Ja, het zal geheel oprijzen als een rivier, en het zal heen en weder gedreven en verdronken worden, als door de rivier van Egypte.

9 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere Heere, dat Ik de zon op den middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren.

10 En Ik zal uw feesten in rouw, en al uw liederen in weeklage veranderen, en op alle lenden een zak, en op alle hoofd kaalheid brengen; en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over een enigen zoon, en deszelfs einde als een bitteren dag.

11 Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere Heere, dat Ik een honger in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des HEEREN.

12 En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen om het woord des HEEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.

13 Te dien dage zullen de schone jonkvrouwen en de jongelingen van dorst versmachten;

14 Die daar zweren bij de schuld van Samaria, en zeggen: Zo waarachtig als uw God van Dan leeft, en de weg van Ber-seba leeft! en zij zullen vallen, en niet weder opstaan.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7093

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

7093. En dat zij Mij een feest houden in de woestijn; dat dit betekent opdat zij met een blij gemoed de Heer vereren in het duistere van het geloof, waarin zij zijn, staat vast uit de betekenis van een feest houden, namelijk de eredienst vanuit een blije gezindheid, waarover hierna; dat het de Heer is, voor Wie zij een feest zouden houden en die hier wordt verstaan onder Mij of onder Jehovah, zie nr. 7091; en uit de betekenis van de woestijn, namelijk het duistere van het geloof, nrs. 2708, 7055.

Dat degenen die van de geestelijke Kerk zijn, betrekkelijk in het duistere van het geloof zijn, zie de nrs. 2708, 2715, 2716, 2718, 2831, 2849, 2935, 2937, 3241, 3246, 3833, 6289, 6500, 6945.

Dat met een feest houden de eredienst vanuit een blije gezindheid wordt aangeduid, komt omdat het feest zou worden gehouden tot een weg van drie dagen van Egypte af, dus in een staat waarbij geen bestoking is door valsheden, dat wil zeggen, in een staat van vrijheid; wie immers wordt bevrijd van de valsheden en van de benauwdheid waarin hij dan is, die zegt met een blij gemoed God dank, dus houdt hij Hem een feest; ook wordt van de feesten die waren ingesteld bij dat volk en waarvan er drie elk jaar waren, gezegd dat zij waren ingesteld ter herdenking van de bevrijding van de bestoking van de zijde van de valsheden, door de Komst van de Heer in de wereld.

Daarom was het ook bevolen, dat zij zich dan zouden verblijden; zoals blijkt bij Mozes, waar gehandeld wordt over het feest van de tabernakels: ‘Op het feest van de tabernakels zullen zij op de eerste dag nemen de vrucht van de boom der eer, palmtwijgen en een tak van een dichte boom en wilgen van de stortvloed en gij zult u verblijden voor Jehovah, uw God, zeven dagen’, (Leviticus 23:40); met de vrucht van de boom van de eer, de palmtwijgen, de tak van de dichte boom en de wilgen van de stortvloed, van het binnenste van de mens tot zijn uiterlijke; het goede van de liefde, dus het binnenste, wordt aangeduid met de vrucht van de boom der eer; het goede van het geloof met de palmtwijgen, het wetenschappelijk ware met de tak van de dichte boom; en het zinlijk ware, dus het meest uiterlijke en uitwendige, met de wilgen van de stortvloed.

Dat het bevolen was die dingen te nemen, kon niet zonder een oorzaak uit de geestelijke wereld zijn, maar die oorzaak zou nooit aan iemand blijken tenzij uit de innerlijke zin.

Dat zij zich zouden verblijden op het feest der weken, staat ook vast bij Mozes: ‘Gij zult Jehovah uw God het feest der weken houden en gij zult u verblijden voor Jehovah uw God, gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw knecht, en uw dienstmaagd en de Leviet die in uw poorten is’, (Deuteronomium 16:10,11); ook met die woorden wordt in de innerlijke zin de blijdschap uit het goede en ware aangeduid, van het binnenste tot het uitwendige.

Dat er op de feesten blijdschap was en dat zo een feest houden is met een blij gemoed vereren, blijkt ook uit deze plaatsen bij Jesaja: ‘Gijlieden zult gezang hebben zoals van de nacht ter heiliging van het feest’, (Jesaja 30:29).

Bij Nahum: ‘Ziet op de bergen de voeten van hem die evangeliseert, de vrede uitroept; vier, Jehuda, uw feesten, betaal uw geloften, omdat Belial voortaan niet meer door u zal doorgaan; hij zal geheel worden afgesneden’, (Nahum 1:15).

Bij Zacharia: ‘De vastingen zullen de huizen van Jehuda tot vreugde en tot blijdschap en tot goede feesten zijn; hebt slechts de waarheid en de vrede lief’, (Zacharia 8:19).

Bij Hosea: ‘Ik zal doen ophouden alle vreugde, haar feest, haar nieuwe maan’, (Hosea 2:10).

Bij Amos: ‘Ik zal uw feesten in rouw verkeren en al uw liederen in weeklage’, (Amos 8:10).

Dat een feest houden de eredienst vanuit een blije gezindheid is dat zij bevrijd waren van de knechtschap in Egypte, dat wil zeggen, in de geestelijke zin, dat zij bevrijd waren van de bestoking door de valsheden, is duidelijk uit het Paasfeest; dit was bevolen dat het jaarlijks zou worden gevierd op de dag dat zij van Egypte uitgingen en dit vanwege de bevrijding van degenen die van de geestelijke Kerk waren, uit de valsheden, dus uit de verdoemenis; en omdat de Heer hen heeft bevrijd door Zijn Komst en hen met Zich in de hemel heeft verheven toen Hij wederopstond, is dit daarom eveneens met Pasen gebeurd; dit wordt eveneens aangeduid met de woorden van de Heer bij Johannes: ‘Nu is het gericht van deze wereld; nu zal de vorst van deze wereld uitgeworpen worden; Ik echter, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal allen tot Mijzelf trekken’, (Johannes 12:31,32).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl