Bible

 

Amos 4

Studie

   

1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.

2 De Heere Heere heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen met visangelen.

3 En gij zult door de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE.

4 Komt te Beth-El, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen!

5 En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere Heere.

6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.

8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

12 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten.

13 Want zie, Die de bergen formeert, en den wind schept, en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt, en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9277

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9277. Aldus zult gij doen met uw wijngaard, met uw olijfboomgaard; dat dit betekent dat het zo is met het geestelijk goede en met het hemels goede, staat vast uit de betekenis van de wijngaard, namelijk de geestelijke Kerk, nr. 1069, 9139, dus het geestelijk goede, namelijk het goede van de liefde jegens de naaste, want dit goede maakt de geestelijke Kerk; en uit de betekenis van de olijfboomgaard, namelijk de hemelse Kerk, dus het hemels goede, dus het goede van de liefde tot de Heer, want dit goede maakt de hemelse Kerk; wat de geestelijke Kerk en het goede ervan is en wat de hemelse Kerk en het goede ervan is en ook wat het verschil ertussen is, zie de nrs. 2046, 2227, 2708, 2715, 2718, 2935, 2937, 2954, 3166, 3235, 3236, 3240, 3246, 3374, 3833, 3887, 3969, 4138, 4286, 4493, 4585, 4938, 5113, 5150, 5922, 6289, 6296, 6366, 6427, 6435, 6500, 6647, 6648, 7091, 7233, 7877, 7992, 8042, 8152, 8234, 8521.

Dat de olijfboomgaard de hemelse Kerk en dus het hemels goede betekent, staat vast uit de plaatsen waar de olijfboom wordt genoemd, zoals bij Mozes: ‘Wijngaarden zult gij planten en kweken, maar wijn zult gij niet drinken, noch vergaderen, omdat de worm, het zal eten.

Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele grens, maar met olie zult gij u niet zalven, omdat uw olijfboom zal afgeschud worden’, (Deuteronomium 28:39,40); daar wordt gehandeld over de vervloeking, indien andere goden zouden worden vereerd, en indien de inzettingen en de gerichten niet werden bewaard; de olijfbomen in de gehele grens zijn de goedheden van de hemelse liefde die uit de Heer door het Woord in de gehele Kerk zijn; met olie niet gezalfd worden, voor toch niet in dat goede zijn; de olijfboom zal afgeschud worden, staat daarvoor dat dit goede zal vergaan.

Eender bij Micha: ‘Gij zult de olijf treden, maar u met olie niet zalven en most, maar niet wijn drinken’, (Micha 6:15).

Bij Amos: ‘Ik heb u geslagen met brandkoren en met roest; de meeste van uw tuinen en uw wijngaarden en uw vijgenbomen en uw olijfbomen zal de rups eten, nochtans hebt gij u niet omgekeerd tot Mij’, (Amos 4:9); de wijngaarden voor de goede dingen van het geloof, de olijfbomen voor de goede dingen van de liefde; de bestraffing voor de niet-opneming van die goede dingen wordt daarmee aangeduid dat de rups de olijfbomen zal opeten.

Bij Habakuk: ‘De vijgenboom zal niet bloeien, ook geen inkomst in de wijnstokken; het werk van de olijfboomgaard zal liegen en het veld zal geen spijs maken’, (Habakuk 3:17); de vijgenboom voor het natuurlijk goede, de wijnstok voor het geestelijk goede, de olijfboomgaard voor het hemels goede en het veld voor de Kerk.

Bij Zacharia: ‘Twee olijfbomen naast de kandelaar, een ter rechterzijde van het kruikje en een ter linkerzijde ervan; deze zijn de twee zonen der zuivere olie, staande naast de Heer der ganse aarde’, (Zacharia 4:3,11,14); de twee olijfbomen naast de kandelaar, staan voor het hemels goede en het geestelijk goede, die zijn aan de rechter- en de linker zijde van de Heer, de kandelaar betekent de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware.

In het boek Richteren: ‘Jotham zei tot de burgers van Sichem, die Abimelek koning hadden gemaakt: De bomen gingen om een koning over zich te zalven; en zij zeiden tot de olijfboom: Regeer over ons. Maar tot hen zei de olijfboom: Zal ik mijn vettigheid doen ophouden, die God en de mensen in mij eren en zal ik gaan om mij te bewegen over de bomen. En de bomen zeiden tot de vijgenboom. Ga gij, gij moet over ons regeren.

Maar tot hen zei de vijgenboom: Zal ik mijn zoetigheid doen ophouden en mijn goede inkomst en zal ik gaan om mij te bewegen over de bomen. Toen zeiden de bomen tot de wijnstok: Ga gij, gij moet over ons regeren, Maar tot hen zei de wijnstok: Zal ik mijn most doen ophouden, verblijdende God en de mensen en zal ik gaan om mij te bewegen over de bomen. En al de bomen zeiden tot de sleedoorn: Ga gij, gij moet over ons regeren. En de sleedoorn zei tot de bomen: Indien gij in waarheid mij zalvende zijt tot koning over u, zo komt en vertrouwt in mijn schaduw; indien echter niet, zo ga vuur uit de sleedoorn en vertere de cederen van de Libanon’, (Richteren 9:7-15); wat deze teksten in het bijzonder behelzen, kan men niet weten tenzij men weet wat betekent de olijfboom, de vijgenboom, de wijnstok en de sleedoorn; de olijfboom betekent het innerlijk goede van de hemelse Kerk, de vijgenboom het uiterlijk goede van die Kerk, nr. 4231, 5113; de wijnstok het goede van de geestelijke Kerk, de sleedoorn echter het onechte goede; deze dingen behelzen dus, dat het volk, dat hier de bomen zijn, niet wilde dat het hemels goede, noch het geestelijk goede over hen zou regeren, maar het onechte goede en dat het volk dit verkoos boven het eerstgenoemde goede; het vuur daaruit is het boze van de begeerten; de ceders van de Libanon die het zou verteren, zijn de waarheden van het goede.

Omdat de olijfboom betekende het goede van de liefde uit de Heer en tot de Heer, ‘waren daarom de cherubim in het midden van het huis of de tempel gemaakt van oliehout, eender de deuren tot het heiligdom’, (1 Koningen 6:23-33).

De cherubim immers en ook de deuren van het heiligdom betekenden de bewaking en de voorzienigheid van de Heer opdat er geen toegang zal zijn tot Hem dan alleen door het goede van de hemelse liefde; daarom waren zij van oliehout.

Hieruit kan vaststaan, vanwaar het is, dat de tabernakel en het altaar met olie waren gezalfd en verder eveneens de priesters en daarna de koningen; en vanwaar het is dat olijfolie werd gebruikt voor de lampen; olie immers betekende het goede van de liefde uit de Heer, nrs. 886, 3728, 4582, 4638 en de zalving betekende dat zij zo de Heer zouden uitbeelden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl