581. Dat de verlossing en het lijden aan het kruis twee onderscheiden dingen zijn en geenszins verwisseld mogen worden, en dat de Heer zich door elk van beide in de macht heeft gesteld om de mensen weder te verwekken en zalig te maken, is in het hoofdstuk over ‘de Verlossing’ aangetoond. Uit het, in de huidige kerk, aangenomen geloof met betrekking tot het lijden aan het kruis, dat dit de verlossing zelf was, zijn horden van afschuwelijke valsheden voortgekomen ten aanzien van God, het geloof, de naastenliefde en over de overige dingen die van deze drie in een onafgebroken aaneenschakeling afhangen. Zo bijvoorbeeld over God, dat Hij de verdoemenis van het menselijk geslacht besloten had, en dat Hij tot barmhartigheid teruggebracht wilde worden door middel van de op de Zoon gelegde of door de Zoon op zich genomen verdoemenis, en dat alleen diegenen zalig worden, aan wie de verdienste van Christus gegeven wordt, hetzij uit vooruitzien, hetzij uit voorbeschikking. Uit deze begoocheling is er nog een van dit geloof uitgebroed, namelijk dat zij die met dit geloof begiftigd zijn, tegelijkertijd daarmee zijn wederverwekt, zonder dat zij er in iets aan hebben meegewerkt, ja, dat zij zo zelfs van de verdoemenis van de wet zijn vrijgesproken, en dat zij niet langer onder de wet, maar onder de genade zijn; en dit hoewel de Heer heeft gezegd ‘dat Hij zelfs niet een haal van de wet heeft weggenomen’, (Mattheüs 5:18-19; Lucas 16:17); en hoewel Hij ook de discipelen geboden heeft, ‘dat zij de boetedoening zouden prediken ter vergeving van de zonden’, (Lucas 24:47; Marcus 6:12); en hoewel Hij ook gezegd heeft:
‘Het koninkrijk Gods is nabij gekomen, doet boete en gelooft het evangelie’, (Marcus 1:15).
Onder het evangelie wordt verstaan, dat zij wederverwekt en zo zalig gemaakt kunnen worden, hetgeen niet had kunnen gebeuren, wanneer de Heer niet de verlossing had gedaan, dat wil zeggen, wanneer Hij de hel niet de macht had ontnomen door worstelingen er tegen en door overwinningen erop, en wanneer Hij niet Zijn Menselijke verheerlijkt had, dat wil zeggen, Goddelijk had gemaakt.
