5111. En hij zei tot hem; dat dit de onthulling betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord, namelijk het doorvatten, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619, 2862, 3395, 3509; dus is het eveneens de onthulling, want die is de innerlijke doorvatting en vanuit de doorvatting.