Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1951

Napsal(a) Emanuel Swedenborg

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1951. Dat de woorden ‘hij zal wonen tegen de aangezichten van al zijn broederen’ betekenen dat er voortdurende twisten zullen zijn in de dingen die tot het geloof behoren, maar dat hij toch overwinnaar zal zijn, dit blijkt uit hetgeen nu gezegd is. Dit wordt nog vollediger beschreven op de plaats waar over de nakomelingen van Ismaël wordt gehandeld, met deze woorden:

‘Zij woonden van Chavillah tot Schur toe, hetwelk tegenover de aangezichten van Egypte is, daar gij gaat naar Aschur, voor de aangezichten van al de broederen viel [zijn lot]’, (Genesis 25:18);

de innerlijke zin hiervan is duidelijk uit de betekenis van Chavillah, Schur, Egypte en Assyrië; Chavillah betekent hetgeen tot het inzicht behoort, zoals duidelijk blijkt uit wat in nr. 115 is aangetoond; Schur betekent het van de wetenschappelijke dingen uitgaande ware, waarover hiervoor in nr. 1928. Egypte betekent al wat tot de wetenschap behoort, zie nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, en Assyrië wat tot de rede behoort, zie nrs. 119, 1186. Uit deze betekenissen in een enkele zin samengebracht, blijkt, dat door Ismaël een dergelijk redelijke wordt uitgebeeld. In het andere leven vertoont zich dit ware zelf als uitbeelding op verschillende wijze, en altijd als sterk, krachtig, hard, zodat het onmogelijk is er weerstand aan te bieden; wanneer de geesten alleen maar aan een dergelijk ware denken, komt een zekere angst over hen, en dit omdat het zijn natuur is, niet toe te geven en dus niet te wijken. Hieruit kan ook blijken, wat door het wonen tegen de aangezichten van alle broederen is aangeduid. Eenieder kan weten dat in deze beschrijving een verborgenheid verscholen ligt, maar van welke aard heeft men tot nu toe niet geweten.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl