1822. Dat ‘Hij zei tot hem’ de binnenste gewaarwording betekent, blijkt uit hetgeen eerder bij vers 2 en 7 is gezegd. De innerlijke gewaarwording is niets anders dan een zeker innerlijk spreken, dat zich op deze wijze uit, dat men gewaar wordt wat gezegd wordt. Alle innerlijke inspraak, ook het geweten, is niets anders, maar de binnenste gewaarwording is een hogere of meer innerlijke graad.