来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#372

学习本章节

  
/10837  
  

372. Hoeder zijn, betekent dienen, zoals de hoeders van de poort, en de hoeders van de drempel in de Joodse Kerk; het geloof heet de hoeder van de naastenliefde, omdat het dienen zal; maar volgens de beginselen van deze leer, zou het geloof heersen, zoals bij vers 7 werd gezegd.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#1442

学习本章节

  
/10837  
  

1442. Dat ‘tot aan het eikenbos Moreh’ de eerste innerlijke gewaarwording betekent, kan ook uit de orde blijken; het is duidelijk dat de Heer innerlijke gewaarwording kreeg zodra Jehovah aan Hem in Zijn hemelse dingen verscheen; uit de hemelse dingen komt alle innerlijke gewaarwording voort. Wat innerlijke gewaarwording is, is al eerder gezegd en aangetoond in de nrs. 104, 202, 371, 483, 495, 503, 521, 536, 865. Eenieder ontvangt, wanneer hij tot de hemelse dingen komt, innerlijke gewaarwording van de Heer; zij die hemelse mensen werden, zoals die van de Oudste Kerk, ontvingen allen innerlijke gewaarwording, wat eerder is aangetoond in de nrs. 125, 597, 607, 784, 895. Zij die geestelijke mensen worden, dat wil zeggen, die van de Heer naastenliefde ontvangen, hebben iets dat met innerlijke gewaarwording overeenkomt, of een inspraak van het geweten, welke meer of minder helder is, al naar zij meer of minder in de hemelse dingen van de naastenliefde zijn. De hemelse dingen van de naastenliefde brengen dat met zich mee, want in deze dingen alleen is de Heer tegenwoordig, en in deze verschijnt Hij de mens. Hoeveel te meer moest dit het geval zijn bij de Heer, die van kindsbeen af naar Jehovah voortschreed, en met Hem verbonden en verenigd werd, zodat zij één waren.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#607

学习本章节

  
/10837  
  

607. Van welke aard echter die Kerk was, wordt in hetgeen volgt beschreven. Om er hier een voorstelling van te geven zij in het kort gezegd: de Oudste Kerk was, als gezegd, hemels, maar deze hier werd een geestelijke; de Oudste had een innerlijke gewaarwording van het goede en ware, doch deze of de Oude had de innerlijke gewaarwording niet, maar in plaats daarvan een bepaalde andere innerlijke stem, welke geweten kan worden genoemd. Maar wat aan de wereld nog onbekend is, en wellicht ongelooflijk klinkt; de mens van de Oudste Kerk bezat een innerlijke ademhaling en geen uitwendige, alleen een stille; vandaar spraken zij niet zo door middel van woorden als later en heden ten dage, maar zoals de engelen door middel van voorstellingen, welke zij konden uitdrukken door ontelbare veranderingen van de gezichtsuitdrukkingen; voornamelijk de lippen, waarin zich ontelbare reeksen van heden ten dage niet ontwikkelde spiervezels bevinden; daar deze toenmaals los en lenig waren, konden zij daarmee voorstellingen wekken, aanduiden en uitbeelden, zodat, wat thans een uur tijd zou eisen om het in gearticuleerde klanken of woorden uit te drukken, toen binnen een minuut kon gebeuren, en dit veel vollediger en duidelijker voor het bevattingsvermogen en het verstand van de aanwezigen dan ooit mogelijk zou zijn met woorden en reeksen van samengestelde woorden. Dit klinkt misschien ongelooflijk, maar toch is het waar. Er zijn ook vele anderen, die niet van deze aarde zijn, die op een dergelijke wijze spraken en thans nog spreken; over hen, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in hetgeen volgt. Van welke aard dit innerlijk ademen was, en hoe het in de loop van de tijd veranderd is, is mij eveneens te weten gegeven; en daar de mensen van de Oudste Kerk zo’n ademhaling hadden als de engelen, die evenzo ademen, waren zij in diepe denkvoorstellingen en konden zij een dusdanige innerlijke gewaarwording hebben als niet beschreven kan worden; wanneer daarom beschreven werd hoedanig zij was, zou het, daar het niet begrepen zou worden, ook niet geloofd worden. Maar bij hun nakomelingen ging deze innerlijke ademhaling langzamerhand verloren, en bij hen, die zich aan afschuwelijke overredingen en fantasieën hadden overgegeven, werd zij van dien aard dat zij geen denkvoorstellingen meer konden wekken dan alleen een hoogst wanstaltige, hetgeen daartoe leidde, dat zij niet langer konden voortbestaan, en vandaar allen vernietigd werden.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl