来自斯威登堡的著作

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus#234

学习本章节

  
/10837  
  

234. GENESIS 3:14-19

14. En Jehovah God zei tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zo zijt ge vervloekt boven alle beest, en boven al het wild gedierte van het veld! Op uw buik zult gij gaan, al de dagen van uw leven.

15. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen de vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; Hij zal u de kop vertreden en gij zult Hem de verzenen kwetsen.

16. En tot de vrouw zei Hij: Vermenigvuldigende zal Ik uw smart vermenigvuldigen en uw ontvangenis; in smarten zult gij zonen baren, en uw man zult gij gehoorzaam zijn en hij zal over u heersen.

17. En tot de mens zei Hij: Omdat gij geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en gegeten van de boom, waarvan Ik u gebood: Gij zult daarvan niet eten; zo zij de aardbodem om uwentwil vervloekt, in grote smart zult gij daarvan eten, al de dagen van uw leven.

18. En hij zal u doorn en distel voortbrengen, en gij zult het kruid van het veld eten.

19. In het zweet van uw aanschijn zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde weerkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkeren.

INHOUD.

Beschreven wordt de volgende staat van de Kerk tot aan de vloed; en daar de Kerk zich toen geheel en al te gronde richtte, wordt voorzegd, dat de Heer in de wereld zal komen en het menselijk geslacht verlossen.

  
/10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

圣经文本

 

Genesis第3章:14-19

学习

      

14 Toen zeide de HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens.

15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.

16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.

17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.

18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten.

19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.