圣经文本

 

Leviticus第3章

学习

   

1 En indien zijn offer een dankoffer is; zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren, voor het aangezicht des HEEREN.

2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom op het altaar sprengen.

3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het ingewand is.

4 Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.

6 En indien zijn offerande van klein vee is, den HEERE tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, volkomen zal hij die offeren.

7 Indien hij een lam tot zijn offerande offert, zo zal hij het offeren voor het aangezicht des HEEREN.

8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan sprengen op het altaar rondom.

9 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren; zijn vet, den gehele staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

10 Ook beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren, zal hij afnemen.

11 En de priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers den HEERE.

12 Indien nu zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN.

13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal hem slachten voor de tent der samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom.

14 Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den HEERE; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is;

15 Mitsgaders de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen.

16 En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn.

17 Dit zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch bloed zult gij eten.

   

来自斯威登堡的著作

 

Conjugial Love#365

学习本章节

  
/535  
  

365. 5. The zeal of a good love harbors in its inner aspects friendship and love, but the zeal of an evil love harbors in its inner aspects hatred and vengeance. We said that zeal appears in outward respects like anger and rage, both in those who are prompted by a good love and in those who are prompted by an evil love. But because the internal elements are different, so also their expressions of anger and rage are different; and the differences are as follows:

1. The zeal of a good love is like a heavenly flame, which never leaps out to attack another, but only defends itself - defending itself against an evil assailant in much the same way as when such a one rushes at fire and is burned; whereas the zeal of an evil love is like a hellish flame, which spontaneously leaps out and rushes upon another and tries to devour him.

2. The zeal of a good love immediately dies down and softens when the other desists from the attack; whereas the zeal of an evil love persists and is not extinguished.

3. The reason for this is that the internal element in one who is prompted by a love of good, is, in itself, gentle, mild, friendly and kind. Consequently, even when, to protect itself, the external element hardens, stiffens, bristles, and so acts harshly, still it is tempered by the goodness which moves its internal element. Not so in evil people. In them the internal element is hostile, savage, harsh, seething with hatred and vengeance, and it feeds on the delights of those emotions. And even if it is appeased, still those emotions lie concealed within, like fires smoldering in the wood beneath the ash; and if these fires do not break out in the world, nevertheless they do after death.

  
/535  
  

Many thanks to the General Church of the New Jerusalem, and to Rev. N.B. Rogers, translator, for the permission to use this translation.