圣经文本

 

Genesis第5章

学习

   

1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.

2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.

3 En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.

4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.

6 En Seth leefde honderd en vijf jaren, en hij gewon Enos.

7 En Seth leefde, nadat hij Enos gewonnen had, achthonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

8 Zo waren al de dagen van Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf.

9 En Enos leefde negentig jaren, en hij gewon Kenan.

10 En Enos leefde, nadat hij Kenan gewonnen had, achthonderd en vijftien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf.

12 En Kenan leefde zeventig jaren, en hij gewon Mahalal-el.

13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalal-el gewonnen had, achthonderd en veertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf.

15 En Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered.

16 En Mahalal-el leefde, nadat hij Jered gewonnen had, achthonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

17 Zo waren al de dagen van Mahalal-el achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf.

18 En Jered leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon Henoch.

19 En Jered leefde, nadat hij Henoch gewonnen had, achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf.

21 En Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach.

22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.

24 Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer; want God nam hem weg.

25 En Methusalach leefde honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech.

26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

27 Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.

28 En Lamech leefde honderd twee en tachtig jaren, en hij gewon een zoon.

29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!

30 En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf.

32 En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham en Jafeth.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#379

学习本章节

  
/10837  
  

379. The fact that such things are meant by these statements is clear from what has gone before, and from the fact that 'one who is cursed' means one who became alienated, as also shown already in 245. For it is forms of iniquity and abomination, which are forms of hatred, that alienate a person and cause him to look downwards only, that is, towards bodily and earthly interests, and so to things that belong to hell. This takes place when charity is banished and annihilated. Indeed the bond that exists between the Lord and man is in that case put asunder. Charity alone, or love and compassion, is what joins the two together. Faith without charity never does so, for that is not faith, but mere knowledge such as even the devil's crew is able to possess and by which they are able to deceive and mislead the upright and pretend to be angels of light. Very wicked preachers are sometimes accustomed to act in a similar way; they preach with a zeal that seems to be an expression of inner godliness but is in fact nothing more with them than that which they bear on the lips. Can anyone be so lacking in judgement as to believe that faith alone residing in the memory has the power to achieve anything, or that mere thought from the same source has? Everyone from personal experience knows that nobody places any value on another person's words and assentings if these are not an expression of his will and intention. It is will and intention that make them acceptable and join one person to another. The activity of the will is the real person, not thought and utterance of that which he does not will. From the activity of his will he acquires a particular nature and disposition, for his will is what moves him. If his thoughts are of good, the essential element of faith, which is charity, is contained in his thinking, because it contains the will for good. But if he asserts that his thoughts are of good and yet lives wickedly, the activity of his will cannot possibly be anything else than the will of evil, and as a consequence faith does not exist.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.