圣经文本

 

Genesis第4章

学习

   

1 En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kain, en zeide: Ik heb een man van de HEERE verkregen!

2 En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain werd een landbouwer.

3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat Kain van de vrucht des lands den HEERE offer bracht.

4 En Habel bracht ook van de eerstgeborenen zijner schapen, en van hun vet. En de HEERE zag Habel en zijn offer aan;

5 Maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel.

6 En de HEERE zeide tot Kain: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen?

7 Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.

8 En Kain sprak met zijn broeder Habel; en het geschiedde, als zij in het veld waren, dat Kain tegen zijn broeder Habel opstond, en sloeg hem dood.

9 En de HEERE zeide tot Kain: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?

10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem.

11 En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen.

12 Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde.

13 En Kain zeide tot den HEERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde.

14 Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan.

15 Doch de HEERE zeide tot hem: Daarom, al wie Kain doodslaat, zal zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat hem niet versloeg al wie hem vond.

16 En Kain ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden.

17 En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch.

18 En aan Henoch werd Hirad geboren; en Hirad gewon Mechujael; en Mechujael gewon Methusael; en Methusael gewon Lamech.

19 En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla.

20 En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen, die tenten bewoonden, en vee hadden.

21 En de naam zijns broeders was Jubal; deze werd de vader van allen, die harpen en orgelen handelen.

22 En Zilla baarde ook Tubal-Kain, een leermeester van allen werker in koper en ijzer; en de zuster van Tubal-Kain was Naema.

23 En Lamech zeide tot zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech! neemt ter ore mijn rede! Voorwaar, ik sloeg wel een man dood, om mijn wonde, en een jongeling, om mijn buile!

24 Want Kain zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal.

25 En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, sprak zij, een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen.

26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den naam des HEEREN aan te roepen.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#418

学习本章节

  
/10837  
  

418. The previous verse deals with celestial things, which are the attributes of love, the present verse with spiritual things, which are the attributes of faith. These spiritual things are portrayed as 'the harp and organ'. That stringed instruments, such as harps and others like them, meant the spiritual things of faith is clear from many points of view. In the worship of the representative Church instruments like these, and the singing likewise, had no other representation. This was why there were so many singers and musicians, the main reason for such representation being that all heavenly joy produces gladness of heart, which was expressed by means of singing, and subsequently by means of stringed instruments that strove to match the singing and uplifted it. Every affection of the heart also has this capacity to produce singing and therefore the things which go with singing. Affection of the heart is something celestial, singing issuing from it something spiritual.

[2] That singing and the like means that which is spiritual has also become clear to me from angelic choirs, of which there are two kinds, celestial and spiritual. From the vibrant quality of their singing, to which the sound of stringed instruments may be likened, spiritual choirs are readily distinguished from celestial choirs. This will in the Lord's Divine mercy be described later on. What is more, the most ancient people related that which was celestial to the province of the heart, and that which was spiritual to the province of the lungs. In so doing they related that which was spiritual to whatever involved the lungs, such as singing voices and other similar things, and so to the voices or sounds of such instruments. The reason for their so relating them was not only that the heart and lungs represent a kind of marriage, like that of love and faith, but also that celestial angels belong to the province of the heart whereas spiritual angels belong to that of the lungs. It can also be recognized that such considerations are meant here from the fact that this is the Word of the Lord, which would contain no life at all if its message were merely that Jubal was the father of those who play on harp and organ. Nor would any use be served in anyone's knowing it.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.