圣经文本

 

Genesis第35章

学习

   

1 Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en woon aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau.

2 Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen;

3 En laat ons ons opmaken, en optrekken naar Beth-El; en ik zal daar een altaar maken dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld heb.

4 Toen gaven zij Jakob al die vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob verborg ze onder den eikeboom, die bij Sichem is.

5 En zij reisden heen; en Gods verschrikking was over de steden, die rondom hen waren, zodat zij de zonen van Jakob niet achterna jaagden.

6 Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was.

7 En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood.

8 En Debora, de voedster van Rebekka, stierf, en zij werd begraven onder aan Beth-El; onder dien eik, welks naam hij noemde Allon-Bachuth.

9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem.

10 En God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar Israel zal uw naam zijn; en Hij noemde zijn naam Israel.

11 Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.

12 En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.

13 Toen voer God van hem op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had.

14 En Jakob stelde een opgericht teken op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had, een stenen opgericht teken; en hij stortte daarop drankoffer, en goot olie daarover.

15 En Jakob noemde den naam dier plaats, alwaar God met hem gesproken had, Beth-El.

16 En zij reisden van Beth-El; en er was nog een kleine streek lands om tot Efrath te komen; en Rachel baarde, en zij had het hard in haar baren.

17 En het geschiedde, als zij het hard had in haar baren, zo zeide de vroedvrouw tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult gij ook hebben!

18 En het geschiedde, als haar ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin.

19 Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem.

20 En Jakob richtte een gedenkteken op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels graf tot op dezen dag.

21 Toen verreisde Israel, en hij spande zijn tent op gene zijde van Migdal-Eder.

22 En het geschiedde, als Israel in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en Israel hoorde het. En de zonen van Jakob waren twaalf.

23 De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.

24 De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin.

25 En de zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Nafthali.

26 En de zonen van Zilpa, Lea's dienstmaagd: Gad en Aser. Deze zijn de zonen van Jakob, die hem geboren zijn in Paddan-Aram.

27 En Jakob kwam tot Izak, zijn vader, in Mamre, te Kirjath-Arba, hetwelk is Hebron, waar Abraham als vreemdeling had verkeerd, en Izak.

28 En de dagen van Izak waren honderd jaren, en tachtig jaren.

29 En Izak gaf den geest en stierf, en werd verzameld tot zijn volken, oud en zat van dagen; en zijn zonen Ezau en Jakob begroeven hem.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#1940

学习本章节

  
/10837  
  

1940. That 'I will multiply your seed greatly' means the fruitfulness of the rational man when it submits itself to the controlling power of the interior man allied to good is clear from the meaning of 'seed' as love and faith, dealt with already in 1025, 1447, 1610. Here however 'multiplying seed' means the fruitfulness within the rational of the celestial things of love when the rational has submitted itself to truth that is interior or Divine. 'Being multiplied' has reference to truths but 'being fruitful' to goods, as is clear from what has been stated and shown already in 43, 55, 913, 983. But as the subject is the Lord, 'being multiplied' means being fruitful for the reason that all truth within His Rational became good and so Divine; and this is what is being referred to here. In man's case it is different - his rational is formed by the Lord from truth or the affection for truth. This affection is in him good from which he acts.

[2] As regards multiplication and fruitfulness within man's rational, this cannot be understood unless one knows about influx, regarding which the following may be said of it in general: Within everybody, as stated already, there is the internal man, the rational man, which is in the middle, and the external man. The internal man is the inmost part of him by virtue of which he is a human being and which makes him distinct and separate from animals, which do not possess that inmost part. The internal man is so to speak the door or entrance for the Lord, that is, for celestial and spiritual things that are the Lord's, to come into a person. What goes on there the individual cannot comprehend since it is entirely above his rational from which he thinks. To this inmost or internal man the rational which appears as the person's own is subordinate. Into this rational by way of that internal man flow heavenly things of love and faith from the Lord; and by way of this rational they flow on into the facts that belong to the external man. But how these things flowing in are received depends on the individual person's state.

[3] Unless the rational is submissive to goods and truths that are the Lord's this rational either stifles, or rejects, or perverts the things that flow in, the more so when they flow into facts in the memory that are derived from sensory evidence. These things when so received are meant by the seed that falls either on the pathway, or over stony ground, or among thorns, as the Lord teaches in Matthew 13:3-7; Mark 4:3-7; Luke 8:5-7. But when the rational is submissive and believes the Lord, that is, His Word, the rational is like the ground or good soil into which the seed falls and bears much fruit.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.