圣经文本

 

Genesis第20章

学习

   

1 En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar.

2 Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam Sara weg.

3 Maar God kwam tot Abimelech in een droom des nachts, en Hij zeide tot hem: Zie, gij zijt dood om der vrouwe wil, die gij weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd.

4 Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij: Heere! zult Gij dan ook een rechtvaardig volk doden?

5 Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid mijns harten en in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan.

6 En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te roeren.

7 Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw weder; want hij is een profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij leeft; maar zo gij haar niet wedergeeft, weet, dat gij voorzeker sterven zult, gij, en al wat uwes is!

8 Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer.

9 En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden.

10 Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt?

11 En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen doden.

12 En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe geworden.

13 En het is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder!

14 Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder.

15 En Abimelech zeide: Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen.

16 En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd.

17 En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.

18 Want de HEERE had al de baarmoeders van het huis van Abimelech ganselijk toegesloten, ter oorzake van Sara, Abrahams huisvrouw.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#2411

学习本章节

  
/10837  
  

2411. 'The men grasped his hand, and his wife's hand, and his daughters' hands' means that the Lord withheld him powerfully from evils and in so doing strengthened goods and truths meant by 'Lot, his wife, and his daughters'. This is clear from the meaning of 'the men' as the Lord, dealt with above; from the meaning of 'hand' as power, dealt with in 878; also from the meaning of 'Lot' as good that flows from charity, dealt with in 2324, 2351, 2371, 2399; from the meaning of 'wife' as the truth of faith, dealt with in verse 26 below; and from the meaning of 'daughters' as affections for truth and for good, dealt with in 489-491, 2362. Last of all it is clear from what has been stated in 2388, that is to say, that good and truth flow in from the Lord in the measure that a person is withheld from evil. Consequently the goods and truths meant by 'Lot, his wife, and his two daughters' are in that measure strengthened.

[2] This anyone may know from personal experience, if he stops to reflect. To the extent he is removed from bodily and worldly interests his ideas are spiritual, that is, he is lifted up towards heaven, as happens when engaged in any kind of sacred worship, when undergoing any temptation, and also when experiencing misfortune or sickness. At such times bodily and worldly interests - that is, the loves of them - are, as is well known, removed. The reason, which has been stated, is that what is celestial and spiritual is flowing in constantly from the Lord, but evil together with derivative falsity exists, and falsity together with derivative evil, which flow in from the bodily and worldly interests and obstruct the reception of what is celestial and spiritual.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.