圣经文本

 

Ezechiël第31章

学习

   

1 Het gebeurde ook in het elfde jaar, in de derde maand, op den eersten der maand, dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende:

2 Mensenkind! zeg tot Farao, den koning van Egypte, en tot zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid?

3 Zie, Assur was een ceder op den Libanon, schoon van takken, schaduwachtig van loof, en hoog van stam, en zijn top was tussen dichte takken.

4 De wateren maakten hem groot, de afgrond maakte hem hoog; die ging met zijn stromen rondom zijn planting, en zond zijn waterleidingen uit tot alle bomen des velds.

5 Daarom werd zijn stam hoger dan alle bomen des velds; en zijn takjes werden menigvuldig, en zijn scheuten lang, vanwege de grote wateren, als hij uitschoot.

6 Alle vogelen des hemels nestelden op zijn takjes, en alle dieren des velds teelden onder zijn scheuten; en alle grote volken zaten onder zijn schaduw.

7 Alzo was hij schoon in zijn grootheid en in de lengte zijner takken, omdat zijn wortel aan grote wateren was.

8 De cederen in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren zijn takken niet gelijk, en de kastanjebomen waren niet gelijk zijn scheuten; geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid.

9 Ik had hem zo schoon gemaakt door de veelheid zijner takken, dat alle bomen van Eden, die in Gods hof waren, hem benijdden.

10 Daarom, zo zegt de Heere Heere: Omdat gij u verheven hebt over uw stam, ja, hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken, en zijn hart verhief zich over zijn hoogte;

11 Daarom gaf Ik hem in de hand van den machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou behandelen; Ik dreef hem uit om zijn goddeloosheid.

12 En vreemden, de tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de bergen en in alle valleien, en zijn scheuten werden verbroken bij alle stromen des lands; en alle volken der aarde gingen af uit zijn schaduw, en verlieten hem.

13 Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds waren op zijn scheuten;

14 Opdat zich geen waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven het midden der dichte takken, en geen bomen, die water drinken, op zichzelven staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen, tot degenen, die in den kuil nederdalen.

15 Zo zegt de Heere Heere: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden.

16 Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde.

17 Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden.

18 Wien zijt gij alzo gelijk in heerlijkheid en grootheid, onder de bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden met de bomen van Eden, tot het onderste der aarde; in het midden der onbesnedenen zult gij liggen, met de verslagenen door het zwaard. Dat is Farao, en zijn ganse menigte, spreekt de Heere Heere.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#9489

学习本章节

  
/10837  
  

9489. 'And a cubit and a half its height' means what is complete so far as degrees are concerned. This is clear from the meaning of 'a cubit and a half' as what is complete, dealt with immediately above in 9488; and from the meaning of 'height' as degrees so far as good and so far as truth are concerned. The reason why 'height' has this meaning is that all good and the truth derived from it emanates from the Lord, and the Lord is in the highest place of all, and therefore is called the Most High, 8153. For He is the Sun of heaven, 5097, 8812, and that Sun is above the heavens; it is also the centre from which the whole of heaven that is underneath is brought into being and kept in being. All heights in heaven, measured from its Sun as the centre, are differences in good and the truth derived from it. Consequently those in the inmost heaven are closer to the Lord, because they are governed by the good of love to Him, thus are governed by good more than all others are. Those in the middle heaven are further away from there because they are governed by a lower kind of good, and those in the lowest are still further away. But those in hell are altogether remote from the Lord, because they are ruled by evil and the falsity arising from it. They do not even look towards the Sun, but backwards, away from the Sun. When regarded by the angels therefore, they appear in an upside down position, feet upwards and head downwards. Now since distances and spatial dimensions in the next life are appearances determined by states of good and the truth derived from it, 9440, 'height' in the spiritual sense means degrees so far as good and so far as truth are concerned, that is, degrees away from the Most High, who is the Lord and so Divine Good itself.

[2] From this it is clear what 'height' means in the following places, as in Jeremiah,

They will come and sing on the height of Zion, and converge towards the goodness of Jehovah; and their soul will be like a watered garden. Jeremiah 31:12.

Here 'the height of Zion' stands for celestial good, which is the level of good above spiritual good. The meaning of 'height' as good is what accounts for the statement that they will 'converge towards the goodness of Jehovah'. In Ezekiel,

Asshur was a cedar in Lebanon. Its height was made high, and its branches were made long by many waters. It was beautiful in its greatness, in the length of its branches. Ezekiel 31:3, 5, 7.

'Asshur' stands for an enlightened power of reason, 'a cedar in Lebanon' for the spiritual Church, 'its height' for the degree of good.

[3] In the same prophet,

On the mountain height of Israel I will plant it. Ezekiel 17:23.

Again in the same prophet,

On My holy mountain, and on the mountain height of Israel, all the house of Israel will serve Me. Ezekiel 20:40.

'The mountain height of Israel' stands for the highest degree of good and of the truth derived from it among those belonging to the spiritual Church. Since most things in the Word have a contrary meaning as well, so too does 'height'. In the contrary sense it means the evil of self-love, and so haughtiness of mind, as in Isaiah 14:14; Ezekiel 31:10, 14; 32:5; Amos 2:9; Daniel 4:11, 20; and a number of other places. Another reason why 'height' means degrees so far as good and the truth derived from it are concerned is that what is 'high' means what is internal, and good becomes by degrees more perfect towards more internal parts. For the meaning of what is 'high' as what is internal, see 1735, 2148, 4210, 4599.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.