圣经文本

 

Exodus第19章

学习

   

1 In de derde maand, na het uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij in de woestijn Sinai.

2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in de woestijn Sinai, en zij legerden zich in de woestijn; Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg.

3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep tot hem van den berg, zeggende: Aldus zult gij tot het huis van Jakob spreken, en den kinderen Israels verkondigen:

4 Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht hebt.

5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn;

6 En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israels spreken zult.

7 En Mozes kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem geboden had.

8 Toen antwoordde al het volk gelijkelijk, en zeide: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden des volks weder tot den HEERE.

9 En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, Ik zal tot u komen in een dikke wolk, opdat het volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had de HEERE de woorden des volks verkondigd.

10 Ook zeide de HEERE tot Mozes: Ga tot het volk, en heilig hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen,

11 En bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen, op den berg Sinai.

12 En bepaal het volk rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal zekerlijk gedood worden.

13 Geen hand zal hem aanroeren, maar hij zal zekerlijk gestenigd, of zekerlijk doorschoten worden; hetzij een beest, hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen.

14 Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.

15 En hij zeide tot het volk: Weest gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw.

16 En het geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen waren, en een zware wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al het volk verschrikte, dat in het leger was.

17 En Mozes leidde het volk uit het leger, Gode tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs.

18 En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.

19 Toen het geluid der bazuin gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes; en God antwoordde hem met een stem.

20 Als de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op.

21 En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen.

22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke.

23 Toen zeide Mozes tot den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende: Bepaal den berg, en heilig hem.

24 De HEERE dan zeide tot hem: Ga heen, klim af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke.

25 Toen klom Mozes af tot het volk, en zeide het hun aan.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#9422

学习本章节

  
/10837  
  

9422. 'Sit for us in this [place]' means that they are to remain with this sense. This is clear from the meaning of 'sitting in this' - that is to say, in this place, or below the mountain - as remaining with the outward sense. 'Sitting in a place' means remaining with one's state, and 'below the mountain' means restricted to the outward sense of the Word. For 'sitting' means remaining, as will be clear from what follows below; 'place' means state; and 'Mount Sinai' means the law or Divine Truth emanating from the Lord, and so means the Word, 9420. The peak of the mountain, where Jehovah or the Lord was, Exodus 19:20, means the highest or inmost level of the law or the Word, 8827; the rest of the mountain beneath the peak means the inner level of the law or the Word as it exists in heaven; and the parts beneath the mountain, where the elders and the people were, means the outward level of the law or the Word, which is its outward sense. Thus in the Word the inmost, the inward, and the outward levels of things meant by 'the mountain' are represented, at this point the inmost, the inward, and the outward levels of the law or the Word, because 'Mount Sinai' means the law or the Word, 9420. From all this it is evident that 'Sit for us in this [place]' means that they are to remain with the outward sense.

[2] The word 'sit' is used because 'sitting' means remaining in a state; for movement from one place to another means changes of state involving the interiors, as becomes clear from what has been shown in 2837, 3356, 3387, 4321, 4882, 5605, 7381, and therefore sitting down means remaining in a state involving the interiors. Because 'sitting' has this meaning it was an accepted religious custom among the children of Israel to sit whenever they represented a state of the interiors that was permanent, as in the Book of Judges,

The children of Israel came to Bethlehem and wept; and they sat there before Jehovah and fasted that day until evening. Judges 20:26.

And elsewhere,

The people came to Bethlehem and sat there before God until evening; and they lifted up their voice and wept with great weeping. Judges 21:2.

In these verses 'sitting' means remaining long in a state of grief.

[3] This makes clear why the word 'sit' is used and what it implies in the following places: In David,

O Jehovah, You know my sitting down and my rising up; You understand my thought afar off. Psalms 139:2.

In Jeremiah,

You shall not go into the house of feasting to sit with them. Jeremiah 16:8.

In Micah,

Then He will stand and feed [His flock] in the strength of Jehovah, in the excellence of the name of Jehovah his God; and they will sit down. Micah 5:4.

In Isaiah,

Come down and sit on the dust, O virgin daughter of Babel; sit on the ground. Sit in silence, and go into darkness, O daughter of the Chaldeans. She says in her heart, A widow I shall not sit. Isaiah 47:1, 5, 8.

Similar uses of the word occur elsewhere, such as sitting in darkness, Isaiah 42:7; sitting in council and sitting alone, Jeremiah 15:7; sitting on the right hand and on the left, Matthew 20:21, which stands for remaining in a state of power over others; and sitting on the right hand of God's power, Matthew 26:63-64; Mark 16:19, which refers to the Lord and stands for Divine almighty power that will remain forever.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.