圣经文本

 

Exodus第19章

学习

   

1 In de derde maand, na het uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij in de woestijn Sinai.

2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in de woestijn Sinai, en zij legerden zich in de woestijn; Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg.

3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep tot hem van den berg, zeggende: Aldus zult gij tot het huis van Jakob spreken, en den kinderen Israels verkondigen:

4 Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht hebt.

5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn;

6 En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israels spreken zult.

7 En Mozes kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem geboden had.

8 Toen antwoordde al het volk gelijkelijk, en zeide: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden des volks weder tot den HEERE.

9 En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, Ik zal tot u komen in een dikke wolk, opdat het volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had de HEERE de woorden des volks verkondigd.

10 Ook zeide de HEERE tot Mozes: Ga tot het volk, en heilig hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen,

11 En bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen, op den berg Sinai.

12 En bepaal het volk rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal zekerlijk gedood worden.

13 Geen hand zal hem aanroeren, maar hij zal zekerlijk gestenigd, of zekerlijk doorschoten worden; hetzij een beest, hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen.

14 Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.

15 En hij zeide tot het volk: Weest gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw.

16 En het geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen waren, en een zware wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al het volk verschrikte, dat in het leger was.

17 En Mozes leidde het volk uit het leger, Gode tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs.

18 En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.

19 Toen het geluid der bazuin gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes; en God antwoordde hem met een stem.

20 Als de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op.

21 En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen.

22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke.

23 Toen zeide Mozes tot den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende: Bepaal den berg, en heilig hem.

24 De HEERE dan zeide tot hem: Ga heen, klim af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke.

25 Toen klom Mozes af tot het volk, en zeide het hun aan.

   

来自斯威登堡的著作

 

Apocalypse Explained#959

学习本章节

  
/1232  
  

959. (Verse 1) And I heard a voice out of the temple saying unto the seven angels. That this signifies manifestation by means of Divine truth from the Word of the evils and falsities that have devastated the church, is evident from the signification of a voice out of the temple, as denoting Divine truth from the Word; for a voice signifies Divine truth, as may be seen above (n. 261, 668); and the temple of the tabernacle of the testimony, out of which the voice came, signifies the Word, in which is Divine truth both natural and spiritual (n. 948); and from the signification of the seven angels, as denoting manifestations, as frequently shown above. And because by the seven vials or plagues, which they had, are signified the evils and falsities that have devastated the church, therefore the manifestations of all evils and falsities that have devastated the church are here signified by the seven angels. The subject treated of in the following verses is also concerning their manifestation.

Continuation:-

[2] In the preceding chapter, at the end of each article, we have treated concerning the first precept of the Decalogue. In the articles now following in this chapter we shall treat concerning the rest of the precepts of the Decalogue. And here, concerning the Second Precept.

Thou shalt not profane the name of God. It shall here first be stated what is meant by the name of God, and afterwards, what is meant by profaning it. By the name of God is meant all the quality by which God is worshipped. For God is in His own quality, and is His own quality; His essence is Divine love, and His quality is Divine truth thence united with Divine good; thus with us on earth it is the Word. Therefore also it is said in John:

"The Word was with God, and God was the Word" (1:1).

And consequently, also, it is the doctrine of genuine truth and good from the Word; for worship is according to doctrine.

[3] Now because His quality is manifold - for it contains all things that are from Him - therefore many names are given to Him, and every name involves and expresses His quality in general and in particular. For, besides other names, He is called Jehovah, Jehovah Zebaoth, Lord, Lord Jehovih, God, Messiah or Christ, Jesus, Saviour, Redeemer, Creator, Former, Maker, King, and the Holy One of Israel, the Rock and the Stone of Israel, Shiloh, Schaddai, David, Prophet, Son of God, and Son of Man. All these names are those of the One God, who is the Lord; but still where they are mentioned in the Word, they signify some universal attribute or Divine quality distinct from the other Divine attributes or qualities.

Similarly, where He is called Father, Son, and Holy Spirit, three are not understood, but one God; or they are not three Divines, but one. And this Trine, which is one, is the Lord.

[4] Because every name signifies some distinct attribute or quality, therefore, by profaning the name of God, is not meant to profane the name itself, but His quality. The reason why quality is signified by name is also, because in heaven every one is named according to his quality. And the quality of God or the Lord is everything that is from Him by means of which He is worshipped. This is why in hell, since no Divine quality of the Lord is there acknowledged, the Lord cannot be named; and why His names can be pronounced by no one in the spiritual world unless His Divine is acknowledged; for all there speak from the heart, thus from the love and acknowledgment therefrom.

  
/1232  
  

Translation by Isaiah Tansley. Many thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.