圣经文本

 

Exodus第13章

学习

   

1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Heilig Mij alle eerstgeborenen; wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israels, van mensen en van beesten, dat is Mijn.

3 Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegeten worden.

4 Heden gaat gijlieden uit, in de maand Abib.

5 En het zal geschieden, als u de HEERE zal gebracht hebben in het land der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, hetwelk Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honig; zo zult gij dezen dienst houden in deze maand.

6 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest zijn.

7 Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in al uw palen.

8 En gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog.

9 En het zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft.

10 Daarom onderhoudt deze inzetting ter bestemder tijd, van jaar tot jaar.

11 Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der Kanaanieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben;

12 Zo zult gij tot den HEERE doen overgaan alles, wat de baarmoeder opent; ook alles, wat de baarmoeder opent van de vrucht der beesten, die gij hebben zult; de mannetjes zullen des HEEREN zijn.

13 Doch al wat de baarmoeder der ezelin opent, zult gij lossen met een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den nek breken; maar alle eerstgeborenen des mensen onder uw zonen zult gij lossen.

14 Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd.

15 Want het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, tot den eerstgeborene der beesten; daarom offer ik den HEERE de mannetjes van alles, wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik.

16 En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.

17 En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte.

18 Maar God leidde het volk om, langs den weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland.

19 En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen Israels bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier!

20 Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn.

21 En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht.

22 Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#8098

学习本章节

  
/10837  
  

8098. 'And God led the people around by the way of the wilderness' means that under Divine guidance they were led by means of temptations to a firm acceptance of the truths and forms of the good of faith. This is clear from the meaning of 'God led' as providence, as above in 8093, or what amounts to the same thing, as Divine guidance; and from the meaning of 'by the way of the wilderness' as a way that leads people to undergo temptations and so to reach a firm acceptance of the truths and forms of the good of faith since temptations are the means by which they become firmly accepted. 'The wilderness' means a place which is uninhabited and uncultivated, dealt with in 2708, in the spiritual sense a situation in which there is no good or truth, and also a situation in which truth has not yet been bonded to good. That being so, 'the wilderness' means the state of those with whom the two are to be bonded together; but since the bonding is not accomplished except by means of temptations, these also are meant. Temptations are meant when the number forty is included, which can be forty years, forty months, or forty days. For 'forty' means temptations and their duration, however long that may be, 730, 862, 2272, 2273. These things are meant by the travels of the children of Israel in the wilderness for forty years; the temptations they underwent are also described. The fact that they were led into the wilderness to undergo temptations and in so doing to represent them is evident from the following words in Moses,

You shall remember all the way in which Jehovah your God has led you these forty years in the wilderness, in order that He might afflict you, in order that He might tempt you, in order that He might know what is in your heart. He fed you in the wilderness with manna, which your fathers did not know, in order that He might afflict you, in order that He might tempt you, to do good to you in your descendants. Deuteronomy 8:2, 16.

Because 'forty' meant temptations and their durations, and 'the wilderness' meant the states of people undergoing them, the Lord too, when He was tempted, went out into the wilderness and was there for forty days, Matthew 4:1-2, and following verses; Luke 4:1-2, and following verses; Mark 1:12-13.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.