4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

246. 'Beast' and 'wild animal of the field' mean affections. This becomes clear from what has been stated already in 45, 46, about 'beast' and 'wild animal', to which let the following quotation from David be added,

You shake down a shower of blessings, O God; Your heritage which is labouring, You strengthen; Your wild animals will dwell in it. Psalms 68:9-10.

Here also 'wild animal' stands for the affection for good, since it is going 'to dwell in God's heritage'. The reason 'beast' and 'wild animal of the field' are mentioned here, as also in Genesis 2:19, 20, but 'beast' and 'wild animal of the earth' in Genesis 1:24-25, is that the subject is the Church, that is, man when regenerate, whereas in Chapter 1 the subject is the time when the Church does not exist, that is, when man has yet to be regenerated; for 'field' is a term applying to the Church, that is, to man when regenerate.