Библия

 

Genesis 38:2

Учиться

       

2 En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man, wiens naam was Sua; en hij nam haar, en ging tot haar in.

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4921

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

4921. En de vroedvrouw nam; dat dit het natuurlijke betekent, staat vast uit de betekenis van de vroedvrouw, namelijk het natuurlijke, nr. 4588; hoe het hiermee is gesteld, zal blijken uit wat volgt. Dat de vroedvrouw in de geestelijke wereld iets anders betekent dan in de natuurlijke wereld, kan hieruit vaststaan dat alle dingen die van de baring zijn, dus de dingen die van de verloskunde zijn, daar niet zijn; daaruit blijkt dat de engelen die bij de mens zijn, wanneer hij deze woorden leest, in plaats van de vroedvrouw iets anders doorvatten en wel iets dat geestelijk is. Dus doorvatten de engelen, omdat zij hun ideeën houden in de dingen die van de geestelijke baring zijn, dus met de vroedvrouw datgene wat die baring bijstaat en overneemt; dat dit het natuurlijke is, zie nr. 4588.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5411

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

5411. En Benjamin Jozefs broeder; dat dit het geestelijke van het hemelse betekent, dat het bemiddelende is, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het geestelijke van het hemelse, nr. 4592;

dat het geestelijke van het hemelse het bemiddelende is, zie ook daar. In het algemeen moet men weten dat het innerlijke geen verbinding kan hebben met het uiterlijke, en omgekeerd, tenzij er een bemiddelende is; dus, dat het ware uit het Goddelijke, dat Jozef is, geen verbinding kan hebben met de ware dingen in het algemeen in het natuurlijke, dat de zonen van Jakob zijn, zonder het bemiddelende, dat door Benjamin wordt uitgebeeld en het geestelijke van het hemelse wordt genoemd; een bemiddelende moet, om bemiddelend te zijn, deel hebben aan het ene en het andere, namelijk aan het innerlijke en aan het uiterlijke. De oorzaak dat er een bemiddelende moet zijn, is deze dat het innerlijke en het uiterlijke ten strengste van elkaar zijn onderscheiden en dus zo onderscheiden dat zij gescheiden kunnen worden, zoals het laatste uitwendige van de mens, dat zijn lichaam is, wanneer het sterft, gescheiden wordt van zijn innerlijke, dat zijn geest is; het uitwendige sterft dan wanneer het bemiddelende wordt verbroken en het uitwendige leeft dan, wanneer het bemiddelende tussen beide aanwezig is; en in die mate en zodanig als het bemiddelende tussen die beide aanwezig is, leeft het uitwendige. Omdat de zonen van Jakob zonder Benjamin waren, dat wil zeggen, zonder het bemiddelende, kon Jozef zich daarom niet aan zijn broeders openbaren en sprak hij daarom harde dingen met hen door hen verspieders te noemen en door hen in bewaring te geven; en ook, vanwege dezelfde reden herkenden zij Jozef niet. Maar hoedanig dit bemiddelende is dat door Benjamin wordt uitgebeeld en het geestelijke van het hemelse wordt genoemd, kan niet bevattelijk worden beschreven; de begrippen immers ontbreken over het hemelse van het geestelijk, dat Jozef is en over de ware dingen van de Kerk, voor zover die slechts wetenschappelijke dingen zijn, die de zonen van Jakob zijn; vandaar eveneens van het geestelijke van het hemelse, dat Benjamin is; maar in de hemel verschijnt als op klaarlichte dag hoedanig dat bemiddelende is; het hoedanige ervan wordt daar vertoond door onuitsprekelijke uitbeeldende dingen in het licht van de hemel, waarin tevens de doorvatting is; want het licht van de hemel is het inzicht zelf vanuit het Goddelijke; daaruit is de doorvatting in de afzonderlijke dingen die door dat licht worden uitgebeeld; dit bestaat niet in het licht van de wereld, want dit licht heeft niets van inzicht in zich, maar daardoor wordt het verstand gevormd door de invloeiing van het licht van de hemel daarin en dan tevens door de invloeiing van de doorvatting dat in het licht van de hemel is; vandaar komt het dat de mens voor zoveel in het licht van de hemel is als hij in het inzicht is, en hij voor zoveel in het inzicht is als hij in de ware dingen van het geloof is en dat hij voor zoveel in de ware dingen van het geloof is als hij in het goede van de liefde is; dus, dat de mens voor zoveel in het licht van de hemel is als hij in het goede van de liefde is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl