Библия

 

Genesis 29:8

Учиться

       

8 Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen zullen vergaderd zijn, en dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat wij de schapen drenken.

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 157

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

157. Daar been van gebeente en vlees van vlees betekende het eigene van de uiterlijke mens in wie het innerlijke is, werden in de oudheid al diegenen die ‘eigenen’ konden heten en uit één huis waren, of uit één familie of in enige verwantschap, been van gebeente en vlees van vlees genoemd, zoals Jakob door Laban:

‘Voorwaar gij zijt mijn gebeente en mijn vlees’, (Genesis 29:14). Abimelech tot de broeders van zijn moeder en het gehele geslacht van de vader van zijn moeder:

‘Gedenkt dat ik uw been en uw vlees ben’, (Richteren 9:1, 2, 3). Ook de stammen van Israël, van zichzelf sprekende, zeggen tot David:

‘Zie, wij zijn uw gebeente en uw vlees’, (2 Samuel 5:1).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Библия

 

Rechters 14:10

Учиться

       

10 Als nu zijn vader afgekomen was tot die vrouw, zo maakte Simson aldaar een bruiloft, want alzo plachten de jongelingen te doen.