Библия

 

Ezechiël 43:14

Учиться

       

14 Van den boezem nu op de aarde tot aan het onderste afzetsel, twee ellen; en de breedte een el; en van het kleinste afzetsel tot aan het grootste afzetsel, vier ellen, en de breedte een el.

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9659

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

9659. En er zullen acht planken zijn en hun voetstukken van zilver; dat dit betekent op elke wijze de ondersteuning vanuit het goede en door het ware vanuit het goede, staat vast uit de betekenis van acht, namelijk op elke wijze, waarover hierna; uit de betekenis van de planken, dus het ondersteunende goede, nr. 9634; uit de betekenis van de voetstukken van zilver, namelijk de ondersteuning door het ware dat uit het goede is, nr. 9643.

Dat acht is op elke wijze, is omdat met dit getal hetzelfde wordt aangeduid als met twee en met vier, want daaruit, met elkaar vermenigvuldigd, verrijst het en met twee en vier wordt de verbinding ten volle aangeduid, nrs. 1594, 8423, 8877 en vandaar eveneens het volle, nr. 9103, dus op elke wijze, want dat wat vol is, is ook op elke wijze.

Met acht wordt ook het volle en op elke wijze aangeduid uit hoofde hiervan, dat met de week een volle periode van het begin tot het einde wordt aangeduid, nrs. 2044, 3845; vandaar wordt met de achtste dag de volle staat aangeduid, waaruit daarna een nieuw begin wordt gemaakt.

Vandaar was het dat de manlijken van acht dagen zouden worden besneden, (Genesis 17:12; 21:4); met de besnijdenis immers werd de zuivering van de vuile liefden door het ware van het geloof aangeduid, nrs. 2039, 2046, 2799, 3412, 3413, 4462; de voorhuid stemde overeen met de bezoedeling van het goede door die liefden, nrs. 4462, 7045, 7225; en het rotsstenen zwaard, waarmee de besnijdenis werd voltrokken, betekende het ware van het geloof, waardoor de zuivering plaatvond, nrs. 2039, 2046, 2799, 7044.

Het volle en op elke wijze wordt met acht na zeven ook aangeduid met Micha: ‘Wanneer Assur in ons land zal zijn gekomen en onze paleizen zal hebben vertreden, zo zullen wij over hem stellen zeven herders en acht vorsten der mensen en zij zullen het land van Assur weiden met het zwaard en Hij zal bevrijden van Assur’, (Micha 5:4,5); Assur staat voor de redenering ten aanzien van het goede en het ware van de Kerk uit het eigen inzicht; de totale bevrijding of de bevrijding op elke wijze van de valsheid daaruit wordt aangeduid met de acht vorsten der mensen die zullen vernietigen; de vorsten der mensen immers zijn de belangrijkste waarheden van het goede.

Dat acht het volle en op elke wijze is, staat ook vast uit de ondervinding ten aanzien van de binnenlating en de opneming van de gezelschappen in de hemel, nr. 2130; de gezelschappen die eerst werden opgenomen, verschenen tot twaalf toe en daarna tot acht toe; degenen immers die worden binnengelaten en opgenomen in de hemel, zijn zij die zijn gezuiverd van de aardse dingen, dus van de liefden ervan en daarop zijn onderricht; met het getal acht werd dan het volle aangeduid.

Iets eenders wordt met acht aangeduid elders in het Woord, zoals daarmee dat het voorhuis van de poort van het huis af, acht ellen was en dat er acht treden waren tot het huis, bij (Ezechiël 40:9,31,41); daar wordt gehandeld over het Nieuwe Huis, waarmee de Nieuwe Kerk van de Heer wordt aangeduid; de waarheden die tot het goede leiden en vanuit het goede tot het ware, worden aangeduid met het voorhuis en met de treden.

Wie niet weet, dat de getallen in het Woord dingen behelzen, kan nooit iets anders begrijpen, dan dat de maten en de getallen, waar over de tabernakel, over de tempel van Salomon en daarna over het Nieuwe Huis en over de Nieuwe Tempel en over de Nieuwe Aarde, bij Ezechiël wordt gehandeld, van geen belang zijn en dus niets heiligs betekenen, terwijl toch in het Woord geen woordje ijdel is.

Laat hij die inzicht heeft, de maten en de getallen bij (Ezechiël 40 tot 48) in overweging nemen; en verder ook de maten en de getallen bij Johannes in de (Openbaring 21), waar ook wordt gezegd ‘dat de engel de muur van het Nieuwe Jeruzalem mat, honderd vier en veertig ellen en dat die maat eens mensen, dat is, eens engels is’, vers 17; ook elders: ‘Die het inzicht heeft, berekene het getal van het beest; het is immers het getal eens mensen; zijn getal namelijk is zes honderd zes en zestig’, (Openbaring 13:18); en nog op vele andere plaatsen elders.

Dat alle getallen in het Woord dingen betekenen, zie de nrs. 482, 487, 575, 647, 648, 755, 813, 1963, 1988, 2075, 2252, 3252, 4264, 4495, 4670, 5265, 5291, 5335, 5708, 6175, 7973; en in de plaatsen waar is getoond wat enige getallen in het bijzonder betekenen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Из произведений Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9327

Изучить этот эпизод

  
/ 10837  
  

9327. Mijn schrik zal Ik zenden vóór u; dat dit betekent de schrik van degenen die in de boosheden vanuit het valse zijn, voor de waarheden van het goede, staat vast uit de betekenis van de schrik, namelijk de schrik van degenen die in de boosheden van het valse zijn; en uit de betekenis van de zonen Israëls, vóór wie de schrik zou worden gezonden, namelijk zij die in het geestelijk goede of in het ware van het goede zijn, nrs. 5803, 5806, 5812, 5817, 5819, 5820, 5833, 7957, 8234, 8805; dat de natiën van het land Kanaän, de schrik zouden hebben vóór de zonen Israëls, betekent de boosheden van het valse en de valsheden van het boze, nrs. 1413, 1437, 1607, 1573, 1574, 1868, 4517, 6306, 8054, 8317; vandaar is het, dat met Mijn schrik zal Ik zenden vóór u, de schrik wordt aangeduid van hen die in de boosheden van het valse zijn voor de waarheden vanuit het goede.

Hiermee is het als volgt gesteld: alle macht in de geestelijke wereld is vanuit waarheden die uit het goede zijn, dus uit de waarheden die voortgaan uit de Heer; wat duidelijk hieruit kan vaststaan, dat de Heer alle dingen in de hemel en alle dingen in de hel en ook alle dingen in de wereld, beschikt door de waarheden die uit Hem zijn; want het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer is datgene zelf waardoor alle dingen zijn ontstaan en waardoor alle dingen blijven bestaan.

Dat dit zo is, begrijpen degenen niet die alleen denken vanuit het stoffelijke, zodanig als degenen denken die aan de natuur de oorsprong en de instandhouding van alle dingen toeschrijven; deze mensen kunnen ten aanzien van de waarheden geen ander idee hebben, dan dat zij zonder enige macht zijn, omdat zij van het denken alleen zijn en ten aanzien hiervan doorvatten zijn niets wezenlijks, te minder iets substantieels, hoewel zij weten dat het denken het gehele lichaam regeert en de afzonderlijke dingen ervan tot beweging opwekt, geheel en al volgens de hoedanigheid ervan; en verder eveneens dat er niets in het heelal is dat niet betrekking heeft op het ware dat uit het goede is; dat het het ware is dat alle macht heeft en dat dit het eigenlijke wezenlijke zelf is, zie nr. 8200; hieruit blijkt, dat de engelen macht hebben uit het Goddelijk Ware dat uit de Heer is en dat zij vandaar machten worden genoemd.

Welke hoedanigheid de macht heeft die de waarheden uit het goede hebben, dat wil zeggen, de waarheden uit de Heer, daarover zie mens de ondervinding met betrekking tot de Arm, die met zo’n ware overeenstemt, nrs. 4932-4935.

Omdat alle macht is van het ware, volgt daaruit, dat het valse uit het boze in het geheel geen macht heeft; dit immers is de ontbering van het ware uit het goede, dus de ontbering van macht; daarom hebben zij die in de hel zijn, omdat allen daar in de valsheden uit het boze zijn, in het geheel niets van macht; daarom kunnen duizenden van hen door een engel van de Hemel worden verjaagd, neergeworpen en verstrooid, nauwelijks anders dan een vlokje in de lucht door een ademteug van de mond.

Hieruit kan men zien, waarvandaan degenen die in de boosheden van het valse zijn, schrik hebben voor de waarheden vanuit het goede; deze schrik wordt de schrik van God genoemd, (Genesis 35:5; Job 13:21); en bij Ezechiël: ‘Ik zal Mijn schrik geven in het land der levenden; als men hem zal hebben doen liggen in het midden van de met voorhuid behepten, met de doorboorden van het zwaard, farao en al zijn menigte’, (Ezechiël 32:32); en bij Mozes: ‘Indien gij Mijn inzettingen zult hebben verworpen en indien uw ziel van Mijn gerichten zal hebben gewalgd, zodat gij al Mijn geboden niet doet, zo zal Ik verbijstering in hun hart werpen, zodat het geruis van een gedreven blad hen achtervolgt en zij de vlucht voor het zwaard vluchten en vallen zonder iemand die hen achtervolgt’, (Leviticus 26:15,36); hier wordt de schrik beschreven van hen die in de boosheden van het valse en in de valsheden van het boze zijn; er wordt gezegd dat het geruis van een blad hen zal achtervolgen en zij de vlucht van het zwaard zullen vluchten; de oorzaak dat dit zo wordt gezegd, is dat het blad het ware betekent, nr. 885 en het zwaard het ware dat strijdt tegen het valse van het boze, nrs. 2799, 6353, 8294; dat zulke mensen in het geheel niets van macht tegen het ware hebben, wordt daarmee aangeduid dat zij zullen vallen zonder iemand die hen achtervolgt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl