Van Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #283

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

283. De Decaloog was de heiligheid zelf in de Israëlitische Kerk.

Daar de geboden van de Decaloog de eerstelingen van het Woord waren en vandaar de eerstelingen van de Kerk, die bij het volk van Israël gesticht moest worden, en daar zij in korte samenvatting alles van de religie bevatten, waardoor de verbinding van God met de mens, en van de mens met God tot stand komt, waren zij zó heilig, dat er niets heiligers bestond. Dat zij allerheiligst waren blijkt het duidelijkst uit het volgende: dat Jehovah de Heer Zelf op de berg Sinaď neerdaalde in vuur en met engelen, en ze van daar af met luide stem verkondigde. En dat het volk zich drie dagen lang voorbereidde om te zien en te horen. Dat de berg rondom was afgezet, opdat niemand dichtbij zou komen en sterven. Dat noch de priesters noch de ouderlingen naderden, maar Mozes alleen. Dat deze geboden met de vinger van God op twee stenen tafelen geschreven waren. Dat het gelaat van Mozes straalde, toen hij deze tafelen voor de tweede keer naar beneden droeg. Dat de tafelen daarna in de ark werden neergelegd en de ark binnen in de tabernakel; en dat daarover het verzoendeksel werd geplaatst en over dit de cherubim van goud; dat dit binnenste in de tabernakel, waar de ark was, het heilige der heiligen werd genoemd. Dat buiten de voorhang, waarbinnen de ark zich bevond, tal van dingen waren opgesteld, die de heilige dingen van de hemel en van de Kerk voorstelden, namelijk de met goud overtrokken tafel, waarop de toonbroden lagen, het gouden altaar met het reukwerk daarop, en de gouden kandelaar met de zeven lampen; verder de gordijnen rondom van fijn linnen, purper en scharlaken. De heiligheid van deze gehele tabernakel was nergens anders vandaan dan uit de Wet, die in de ark was. Wegens de heiligheid van de tabernakel vanuit de Wet in de ark was het hele volk van Israël op bevel daar omheen gelegerd, gerangschikt volgens de stammen en trok het in die rangorde daarachter voort. En dan was daarboven overdag een wolk en in de nacht een vuur. Wegens de heiligheid van deze Wet en de aanwezigheid van Jehovah in haar, sprak Jehovah boven het verzoendeksel tussen de cherubim met Mozes; en de ark werd genoemd ‘Jehovah aldaar’. Dat het Aäron niet toegestaan was, door de voorhang binnen te gaan, tenzij met offers en reukwerk, opdat hij niet sterven zou. Wegens de aanwezigheid van Jehovah in deze Wet en rondom haar, geschiedden ook wonderen door de ark waarin deze Wet lag, zoals de wateren van de Jordaan die uiteen weken, en het volk, zolang de ark in het midden van de rivier rustte, op droge grond overstak; dat door het ronddragen van de ark de muren van Jericho instortten; dat Dagon, de god van de Filistijnen, er eerst voor op zijn aangezicht viel en daarna met afgesneden hoofd en handpalmen op de drempel van de tempel lag; dat wegens haar de Bethschemieten bij vele duizenden geslagen werden; dat Uzah stierf omdat hij de ark had aangeraakt; dat deze ark door David met offer en gejuich naar Zion, en daarna door Salomo naar de tempel in Jeruzalem werd gebracht, waarvan de ark het heiligdom uitmaakte; daarnaast nog vele dingen meer. Hieruit blijkt duidelijk, dat de Decaloog in de Kerk van Israël de heiligheid zelf was.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

Van Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #529

Bestudeer deze passage

  
/ 962  
  

529. En geopend werd de tempel Gods in de hemel en gezien werd de Ark van Zijn Verbond in Zijn Tempel, betekent de Nieuwe Hemel, waarin de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke wordt vereerd en volgens de geboden van Zijn Decaloog wordt geleefd, namelijk de twee wezenlijke dingen van de Nieuwe Kerk, waardoor verbinding is.

Met de Tempel Gods wordt het Goddelijk Menselijke van de Heer aangeduid en verder de hemel waar de engelen zijn en tevens de Kerk op aarde; dat deze drie met de Tempel Gods worden aangeduid en dat zij niet gescheiden kunnen worden, zie nr. 191; hier wordt echter met de Tempel Gods de Heer aangeduid in Zijn Goddelijk Menselijke in de hemel, waar de engelen zijn, omdat gezegd wordt: de Tempel Gods in de hemel; onder de Ark in de Tempel wordt de Decaloog verstaan, want in de Ark waren alleen de twee Tafelen, waaraan de Decaloog was ingegrift; met ‘geopend’ wordt aangeduid dat die twee: het Goddelijk Menselijke en de Decaloog, te weten de twee wezenlijke dingen van de Nieuwe Kerk, nu werden gezien en zij werden gezien nadat de bozen in de hel waren geworpen, nr. 528.

Dat gezegd wordt de Ark van Zijn Verbond in Zijn Tempel, is omdat het verbond de verbinding aanduidt, waarover hierna; maar eerst zal iets worden gezegd ten aanzien van de Decaloog.

Welke natie in het algehele wereldrond weet niet dat het boos is te doden, te echtbreken, te stelen, vals te getuigen?

Indien zij deze dingen niet wisten en niet met wetten daarvoor zorgden dat zulke dingen niet gedaan werden, zou het met hen gedaan zijn, want het gezelschap, de staat en het koninkrijk, zouden zonder die wetten ineenstorten.

Wie kan veronderstellen, dat de Israëlitische natie, meer dan alle andere naties, zo stompzinnig is geweest dat zij niet zou hebben geweten dat die dingen boos waren?

En daarom kan men zich daarover verwonderen, waarom die wetten, die universeel bekend zijn in het wereldrond, met een zo groot wonder van de berg Sinaï af door Jehovah Zelf verkondigd en ook met Zijn vinger geschreven zijn geweest.

Maar hoort: zij waren met zo’n wonder door Jehovah verkondigd en met Zijn vinger geschreven, opdat men zou weten dat die wetten niet slechts burgerlijke en zedelijke wetten waren, maar ook geestelijke wetten en daartegen handelen niet slechts gelijk stond met het boze te doen tegen de medeburger en tegen het gezelschap, maar dat het ook gelijks stond met zondigen tegen God; en daarom zijn die wetten door de verkondiging vanaf de berg Sinaï door Jehovah, de wetten van de godsdienst geworden; het is immers duidelijk, dat Jehovah God al wat Hij beveelt, dit beveelt opdat het van de godsdienst zal zijn en dat het gedaan moet worden ter wille van Hem en ter wille van de mens, opdat hij gezaligd zal worden.

Omdat die wetten de eerstelingen waren van de Kerk die door de Heer bij de Israëlitische natie moest worden geïnstaureerd en omdat zij in een kort begrip de samenvatting van alle dingen van de godsdienst waren, waardoor er verbinding van de Heer met de mens en van de mens met de Heer bestaat, daarom waren zij zo heilig, dat er niets heiliger is.

Dat zij allerheiligst waren, kan daaruit vaststaan, dat Jehovah Zelf, dat wil zeggen, de Heer, neerdaalde in vuur en dat toen de berg rookte en beefde en dat er donderslagen, bliksemen, een zware wolk en de stem van een bazuin geschiedden’, (Exodus 19:16, 18; Deuteronomium 5:22-26).

Dat ‘het volk vóór het nederdalen van Jehovah zich voorbereidde en heiligde drie dagen lang’, (Exodus 19:10, 11, 15).

Dat ‘de berg omheind werd, opdat niet iemand tot de onderste uiteinden ervan zou naderen, opdat hij niet zou sterven’, (Exodus 19:12, 13, 20-23; 24:1, 2).

Dat ‘de Wet geschreven werd op een tweetal stenen tafelen en dat zij geschreven werd met de vinger Gods’, (Exodus 31:18; 32:15, 16; Deuteronomium 9:10).

Dat ‘Mozes toen hij voor de tweede maal die tafelen van de berg afdroeg, straalde van aangezicht’, (Exodus 34:29-35).

Dat ‘die tafelen in de Ark werden neergelegd’, (Exodus 25:16; 40:20; Deuteronomium 10:5; 1 Koningen 8:9).

Dat ‘de plaats in de Tabernakel waar de Ark was, het heilige der heiligen werd genoemd’, (Exodus 26:33) en elders.

Dat ‘de Ark’ krachtens de Wet in haar ‘Jehovah aldaar’ werd genoemd’, (Numeri 10:35, 36; 2 Samuël 6:2; Psalm 132:8).

Dat ‘Jehovah met Mozes sprak boven de Ark’, (Exodus 25:22; Numeri 7:89).

Dat het ‘Aharon vanwege de heiligheid van die Wet niet geoorloofd was, binnen de voorhang, waar de Ark was, in te gaan, tenzij met slachtoffers en reukwerk, opdat hij niet sterven zou’, (Leviticus 16:2-14) e.v..

Dat ‘krachtens de tegenwoordigheid en de macht van de Heer in de Wet, die in de Ark lag, de wateren van de Jordaan afgesneden werden en het volk, zolang die Wet in het midden rustte, in het droge overging’, (Jozua 3:1-17; 4:5-20).

Dat ‘door het ronddragen van de Ark de muren van Jericho omvielen’, (Jozua 6:1-20).

Dat ‘Dagon, de god van de Filistijnen, voor de Ark ter aarde neerviel en daarna met afgescheurd hoofd op de drempel van de tempel neerlag’, (1 Samuël 5:3, 4).

Dat ‘de Ekronieten en de Beth-Semieten bij verscheidene duizenden geslagen werden ter oorzake van de Ark’, (1 Samuël 5 en 6).

Dat ‘de Ark door David in Zion werd binnengebracht met slachtoffers en gejubel’, (2 Samuël 6:1-19).

Dat ‘de Ark in de tempel van Jeruzalem het Heiligdom uitmaakte’, (1 Koningen 6:19 e.v.; 8:3-9).

Dat ‘de tafelen waaraan de Wet was ingegrift, de Tafelen des Verbonds werden genoemd en de Ark daarom de Ark des Verbonds werd genoemd en de Wet zelf het Verbond’, (Numeri 10:33; Deuteronomium 4:13, 23; 5:2, 3; 9:9; Jozua 3:11; 1 Koningen 8:19, 21) en elders.

Dat die Wet het Verbond werd genoemd, betekent de verbinding; de oorzaak hiervan is deze, dat verbonden worden aangegaan ter wille van de liefde, de vriendschap, de vergezelschapping, dus ter wille van de verbinding; vandaar is het, dat van de Heer wordt gezegd ‘dat Hij het volk tot een Verbond zal zijn’, (Jesaja 42:6; 49:8); en ‘de Engel des Verbonds’ wordt genoemd, (Maleachi 3:1); en Zijn bloed ‘het Bloed des Verbonds’, (Mattheüs 26:28; Zacharia 9:11; Exodus 24:4-10).

En daarom wordt het Woord ‘het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond’ genoemd.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Exodus 19:12

Studie

       

12 En bepaal het volk rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal zekerlijk gedood worden.