Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #112

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

112. In het kort zullen we nu zeggen hoe de gemeenschap van de hemel met de aarde door middel van overeenstemmingen wordt verwezenlijkt. Het koninkrijk van de Heer is een koninkrijk van doeleinden die nuttig (usus) zijn, of wat hetzelfde is, het is een rijk van nuttigheden die doeleinden zijn. Vanwege dit schiep en vormde God het heelal zó, dat nuttigheden overal op een dusdanige manier konden worden omkleed om zodoende in daad of in uitwerking tot stand te komen. Zo omkleden zij zich, eerst in de hemel en daarna op aarde, dus in treden geleidelijk omlaag, tot in het meest uiterlijke van de natuur. Hieruit blijkt dat de overeenstemming van natuurlijke dingen met geestelijke dingen of van de aarde met de hemel gebeurt door middel van nuttige functies en dat nuttige functies gemeenschap veroorzaken. En de vormen waarin de nuttige functies zijn omkleed, zijn overeenstemmingen en middelen tot gemeenschap naarmate zij vormen van nut zijn. In de natuur, in haar drievoudige koninkrijk, zijn alle dingen die daarin volgens de orde ontstaan, vormen van nuttigheden, of gevolgen die door een nut, ten behoeve van een nut zijn gevormd, en dit is waarom de dingen van de natuur overeenstemmingen zijn. Bij de mens zijn echter, voor zover hij leeft naar de Goddelijke orde, dus in zoverre hij in liefde tot de Heer en in naastenliefde verkeert, in die mate ook zijn handelingen nuttigheden in vorm en deze zijn deze overeenstemmingen waarmee hij met de hemel in verbinding is. De Heer en de naaste liefhebben betekent in het algemeen, nuttig zijn. Verder moet men weten dat door de mens de natuurlijke wereld met de geestelijke wereld wordt verbonden, dat wil zeggen, de mens is het middel van verbinding. Want in hem is een natuurlijke wereld en ook een geestelijke wereld (zie boven nr. 57). us voor zover iemand geestelijk is, is hij een middel van verbinding, maar voor zover iemand echter natuurlijk en niet geestelijk is, is hij geen middel tot verbinding. Er bestaat evenwel ook zonder de tussenkomst van de mens een Goddelijke invloeiing in de wereld en ook in de dingen van de wereld die met de mens te maken hebben, maar niet in zijn redelijk verstand.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Witte Paard waarvan gesproken wordt in de Openbaring, Kap. 19 #12

Bestudeer deze passage

  
/ 17  
  

12. Dat het Woord door overeenstemmingen geschreven is, en dus door voorstellingen.

Dat het Woord, wat zijn letterlijke zin betreft door louter overeenstemmingen geschreven is, dus door zulke dingen die geestelijke dingen, welke de hemel en de kerk aangaan, voorstellen en betekenen, n. 1404, 1408-1409, 1540, 1619, 1659, 1709, 1783, 2179, 2763, 2899.

Dat dit gedaan is ter wille van de innerlijke zin in alle bijzonderheden, n. 2899.

Dus met het oog op de hemel omdat zij, die in de hemel zijn, het Woord niet verstaan volgens zijn letterlijke zin, die natuurlijk is, maar volgens de innerlijke zin, die geestelijk is, n. 2899.

Dat de Heer gesproken heeft door overeenstemmingen, voorstellingen en betekenende dingen, omdat Hij uit het goddelijke sprak, n. 9048, 9063, 9086, 10126, 10728.

Dat dus de Heer gesproken heeft voor de wereld en tegelijkertijd voor de hemel, n. 2533, 4807, 9048, 9063, 9086.

Dat de dingen, die de Heer gesproken heeft, de gehele hemel zijn doorgegaan. n. 4637.

Dat de historische delen van het Woord, voorstellende dingen zijn en de woorden betekende dingen, n. 1540, 1659, 1709, 1783, 2686.

Dat het Woord in geen andere stijl had kunnen geschreven worden, opdat daardoor gemeenschap en verbinding met de hemel zou zijn, n. 2899, 6943, 9481.

Dat zij ernstig dwalen, die het Woord om zijn schijnbaar eenvoudige en grove stijl minachten en denken dat zij het Woord zouden aannemen als het in een andere stijl geschreven ware n. 8783.

Dat ook in de verste oudheid de manier van schrijven en de stijl uit overeenstemmingen en voorstellingen bestond, n. 605, 1756, 9942.

Dat de wijzen der oudheid zich in het Woord verheugden, vanwege de voorstellende en betekende dingen daarin; uit ondervinding bevestigd, n. 2592-3593. Dat indien de mens van de alleroudste kerk, het Woord had gelezen, hij daarin de dingen van de innerlijke zin duidelijk zou gezien hebben, maar onduidelijk wat in de uiterlijke zin is, n. 4493.

Dat de zonen van Jacob in het land Kanaän geleid werden omdat alle plaatsen in dat land van de oudste tijden af voorstellingen geworden waren, n. 1585, 3686, 4447, 5136, 6516.

En dus dat daar het Woord zou geschreven worden waarin die plaatsen zouden worden genoemd ter wille van de innerlijke zin n. 3686, 4447, 5136, 6516.

Dat evenwel het Woord wat de uiterlijke zin betreft, met het oog op die natie veranderd is geworden, maar niet wat betreft de innerlijke zin n. 10453, 10461, 10603-10604.

Vele plaatsen in het Woord, die over die natie handelen moeten intussen naar de innerlijke zin worden verstaan, dus anders dan naar de letterlijke zin, n. 7051.

Omdat die natie de kerk voorstelde en omdat het Woord bij haar en over haar geschreven werd, dat daarom goddelijk hemelse dingen door haar namen worden aangeduid, zoals door Ruben, Simeon, Levi, Juda, Efraim, Jozef en de overige; en dat door Juda in de innerlijke zin de Heer wordt aangeduid met betrekking tot de hemelse liefde, en zijn hemels koninkrijk n. 3654, 3881, 5583, 5782, 6362-6381.

Opdat men zal weten wat overeenstemmingen zijn en hun hoedanigheden, en wat de voorstellingen in het Woord zijn, daarom zal ook iets daarover worden gezegd.

Dat alle dingen, die overeenstemmen, ook voorstellen, en daardoor betekenen, zodat dus overeenstemmingen en voorstellingen één zijn, n. 2896-2897, 2979, 2987, 2989, 2990, 3002, 3225.

Wat overeenstemmingen en voorstellingen zijn, uit ondervinding en door voorbeelden, n. 2763, 2987-3002, 3213-3226, 3337-3352, 3472-3485, 4218-4228, 9280.

Dat de wetenschap der overeenstemmingen en voorstellingen de voornaamste wetenschap bij de Ouden was, n. 3021, 3419, 4280, 4749, 4844, 4964, 4966, 6004, 7729, 10252.

Voornamelijk bij in het Oosten, n. 5702, 6692, 7097, 7779, 9391, 10252, 10407.

En in Egypte nog meer dan in andere landen, n. 5702, 6692, 7097, 7779, 9391, 10407.

Dat dit ook zoo was bij de heidenen, zoals in Griekenland en elders, n. 2762, 7729.

Dat zij echter heden ten dage tot de verloren gegane wetenschappen behoort, vooral in Europa, n. 2894-2895, 2994, 3630, 3632, 3747-3749, 4581, 4966, 10252.

Dat niettemin die wetenschap boven alle andere staat, omdat zonder haar het Woord niet wordt verstaan, noch wat de betekenis is van de ceremoniën der Joodse kerk, die in het Woord beschreven zijn, en men ook niets zou weten over de hemel noch wat het geestelijke is, ook niet hoe het gesteld is met de invloeiing van het geestelijke in het natuurlijke, en ook niet over de invloeiing van de ziel in het lichaam, en meer andere dingen, n. 4280 en in de plaatsen hierboven aangegeven.

Dat alles, wat bij de geesten en de engelen zich vertoont, voorstellingen zijn volgens overeenstemmingen n. 1971, 3213-3226, 3475, 3485, 9481, 9574, 9576-9577. Dat de hemelen vol zijn van voorstellingen, n. 1521, 1532, 1619.

Dat de voorstellingen schoner en volmaakter zijn naarmate die meer innerlijk in de hemel zijn, n. 3475.

Dat de voorstellingen daar werkelijke verschijningen zijn, omdat ze door het licht des hemels worden voortgebracht, dat het goddelijk ware is, en dit is het wezenlijke zelf van het bestaan van alle dingen, n. 3485.

De oorzaak waaruit alles en ieder afzonderlijk ding, dat in de geestelijke wereld is, in de natuurlijke wereld worden voorgesteld, is omdat het innerlijke zich in het uiterlijke met passende dingen omkleedt, waardoor het zichtbaar wordt en zich vertoont, n. 6275, 6284, 6299.

Aldus bekleedt zich het einddoel met passende dingen, opdat het zich als oorzaak vertoont in een lagere sfeer, en vervolgens opdat het zich als uitwerking vertoont in een nog lagere sfeer, en wanneer het einddoel door de oorzaak uitwerking wordt, dan wordt het zichtbaar of verschijnt voor de ogen, n. 5711.

Dit wordt toegelicht door de invloeiing van de ziel in het lichaam, dat namelijk de ziel in het lichaam met zulke dingen wordt bekleed, waardoor alle dingen die zij denkt en wil, zich zichtbaar kunnen maken en zich vertonen; wanneer daarom de gedachte in het lichaam vloeit, vertoont zij zich door overeenstemmende gebaren en aandoeningen, n. 2988.

Op klaarblijkelijke wijze worden aandoeningen, die tot het mentaal behoren, in het aangezicht door verschillende uitdrukkingen voorgesteld, zodat ze daar zichtbaar worden, n. 4791-4805, 5695.

Hieruit blijkt dat er in alles en in iedere bijzonderheid in de natuur inwendig een oorzaak en een doel van uit de geestelijke wereld verborgen is, n. 3562, 5711.

Omdat die dingen in de natuur laatste uitwerkingen zijn, waarin de vroegere bevat zijn, n. 4240, 4939, 5051, 6275, 6284, 6299, 9216.

Dat het de inwendige dingen zijn, die voorgesteld worden, en de uitwendige die voorstellen, n. 4292.

Wat voor het overige de overeenstemmingen en de voorstellingen zijn, ziet men in het werk Over de Hemel eb de Hel waar gehandeld wordt over de overeenstemming van alles in de hemel met alles in de mens, n. 87-102.

Over de overeenstemming van alle dingen in de hemel met alle dingen op aarde, n. 103-115.

En over de voorstellende en verschijnende dingen in de hemel, n. 170-176.

Omdat alle dingen in de natuur voorstellingen zijn van geestelijke en hemelse dingen, dat er daarom in de oude tijden kerken waren, waarin alle uiterlijke dingen, die ceremoniën waren, voorstellende dingen waren; en dat daarom die kerken voorstellende kerken genoemd werden, n. Hemelse Verborgenheden 519, 521, 2896.

Dat de kerk, die onder de kinderen van Israël werd gesticht, een voorstellende kerk was, n. 1003, 2179, 10149.

Dat alle ceremoniën daarin, uiterlijke dingen waren, die innerlijke dingen voorstelden, tot de hemel en de kerk behorende, n. 4288, 4874.

Dat de voorstellende dingen van de kerk en de eredienst ophielden toen de Heer in de wereld kwam, en zich vertoonde, omdat de Heer de innerlijke dingen der kerk blootlegde, en omdat alle dingen van die kerk in de hogsten zin op Hem zagen, n. 4832.

  
/ 17  
  

Nederlandse vertaling door Gerrit Barger, 1916. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2019, op www.swedenborg.nl. The 1916 translation was revised by Guus Janssens, in 2019.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1756

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1756. Dit is het wat deze dingen in het algemeen in de innerlijke zin bevatten, maar het verband zelf en de schoonheid daarvan kan, wanneer alles en elke bijzonderheid volgens de betekenis van de woorden wordt uitgelegd, niet zo tevoorschijn treden, als wanneer het in een enkele voorstelling wordt opgevat. Worden alle dingen in een enkele voorstelling opgevat, dan verschijnen die dingen die verstrooid liggen, in een schone samenhang en in een schone samenvoeging. Het is hiermee gesteld als wanneer men een spreker hoort en op de woorden let; men vat dan de gedachten van de spreker niet zo goed als wanneer men in het geheel niet op de woorden of de betekenis ervan let; want de innerlijke zin van het Woord verhoudt zich tot de uiterlijke of letterlijke zin bijna evenzo als de redevoering waarvan de woorden nauwelijks gehoord en nog minder overwogen worden, wanneer het gemoed alleen in de zin van de door de woorden, van de aangeduide dingen door de spreker, wordt vastgehouden. De oudste schrijfwijze was een uitbeelding van de dingen door personen en door woorden, waaronder zij iets heel anders verstonden. De profane schrijvers kleedden toen op deze wijze hun historische vermeldingen in, ook de dingen die het burgerlijke en zedelijke leven betroffen, en wel zodanig, dat niets naar de letter genomen, zo was als het geschreven stond, maar dat er iets anders onder verstaan werd, en dit ging zo ver, dat zij alle mogelijke neigingen als goden en godinnen voorstelden, voor wie heidenen later een goddelijke eredienst instelden. Dit kan ieder ontwikkeld mens bekend zijn, want er bestaan nog steeds dergelijke oude boeken. Deze schrijfwijze hadden zij van de Oudsten overgenomen die voor de vloed leefden, die voor zichzelf de hemelse en goddelijke dingen uitbeeldden, door die dingen welke op aarde en in de wereld zichtbaar waren. Op deze wijze vulden zij hun gemoed en hun ziel met liefelijke en verrukkelijke gevoelens, wanneer zij de dingen van het heelal beschouwden, voornamelijk die welke schoon door vorm en orde waren. Daarom zijn alle boeken van de Kerk uit die tijden zo geschreven; van dien aard is het boek Job en van dien aard, in navolging daarvan, is het Hooglied van Salomo, en van dien aard waren de beide boeken, waarvan Mozes melding maakt, (Numeri 21:14, 27) behalve tal van andere die verloren zijn geraakt. Deze stijl werd later vanwege de oudheid vereerd, zowel onder de heidenen als onder de nakomelingen van Jakob, in die mate, dat zij alles, wat niet zo geschreven was, niet als Goddelijk vereerden. Wanneer zij daarom door de profetische geest gedreven werden – zoals Jakob, (Genesis 49:3-17);

Mozes, (Exodus 15:1-21);

(Deuteronomium 33:2 tot einde); Bileam, die tot de zonen van het oosten uit Syrië behoorde, waar nog de Oude Kerk was, (Numeri 23:7-10, 19-24; 24:5-9, 17-24);

Debora en Barak, (Richteren 5:2 tot einde); Channah, (1 Samuël 2:2-10) en vele anderen – spraken zij op dezelfde wijze, en wel om verschillende verborgen redenen; hoewel zij deze dingen niet verstonden en ook, met uitzondering van slechts heel weinigen, niet wisten, dat zij hemelse dingen van het rijk en van de Kerk van de Heer betekenden, voelden zij toch, getroffen door en doordrongen van bewondering en verbazing, dat daarin het Goddelijke en het Heilige was. Dat de historische vermeldingen in het Woord van dergelijke aard zijn, namelijk uitbeeldingen en aanduidingen van hemelse en geestelijke dingen van het rijk van de Heer, in elke naam en in elk woord, is de geleerde wereld nog niet bekend; men weet alleen dat het Woord tot in de kleinste jota is ingegeven en dat in alles en in elke bijzonderheid hemelse verborgenheden gelegen zijn. Vervolg over de spraak van de geesten en de verscheidenheden daarvan

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl