Van Swedenborgs Werken

 

Over het Woord #12

Bestudeer deze passage

  
/ 26  
  

12. Over de Verlichting door het Woord.

28. Elk mens die in geestelijke aandoening van het ware is, dat is, die het ware zelf lief heeft omdat het waar is, wordt verlicht uit de Heer terwijl hij het Woord leest. Niet echter de mens die alleen vanuit een natuurlijke aandoening van het ware, die de begeerte tot weten wordt geheten, dit leest. Deze ziet niets anders dan hetgeen samenstemt met zijn liefde of met de beginselen die hij òf zelf opgevat heeft, òf uit anderen door gehoor of door lezing geput heeft. Met enkele dingen zal daarom gezegd worden vanwaar en welke mens verlichting heeft door het Woord. Die mens heeft verlichting die de boze dingen schuwt omdat zij zonden zijn, en omdat zij tegen de Heer zijn, en tegen Zijn Goddelijke wetten. Bij deze en niet bij een ander wordt het geestelijk gemoed geopend, en voor zoveel dit wordt geopend, treedt het hemels licht binnen, en vanuit het hemels licht is alle verlichting in het Woord; want dan heeft de mens de wil van het goede. Deze wil wordt, wanneer hij tot dat nut wordt bepaald, in het verstand eerst aandoening van het ware, daarna doorvatting van het ware, en kort daarop door middel van het redelijk licht denking van het ware, aldus beslissing en conclusie, die bij het overgaan daaruit in het geheugen en tegelijk ook in het leven overgaat, en aldus blijft. Dit is de weg van alle verlichting in het Woord, en ook de weg van de hervorming en de wederverwekking van de mensen; maar het is noodzakelijk dat tevoren in het geheugen erkentenissen zijn, zowel van geestelijke als van natuurlijke dingen, want deze zijn de voorraadkamers waarin de Heer door middel van het hemels licht werkt, en hoe voller deze zijn, en zonder bevestigde valse dingen, des te verlichter doorvatting wordt gegeven en des te zekerder conclusie. Immers, de Goddelijke werking valt niet in een ledige en ijle mens, als hij bijvoorbeeld niet weet dat de Heer zuivere Liefde is, en zuivere Barmhartigheid, het Goede zelf en het Ware zelf, en dat de Liefde zelf en het Goede zelf in zijn wezen zodanig is, dat het niet aan iemand het boze kan doen, noch toornen en wraak nemen. Wie niet weet dat het Woord in de letterlijke zin op verscheidene plaatsen is vanuit aanschijnen; die kan niet worden verlicht in het Woord. Waar gezegd wordt over Jehova dat hij ontsteekt en toomt, en dat Hij vuur en woede heeft, dat Zijn toorn gloeit tot aan de laagste hel [zoals bij David], en dat er niet een boze is in de stad dat Jehova niet gedaan heeft [Amos 3:6], dat de Heer zich zal verblijden om boos te doen zoals Hij zich verblijd heeft om wel te doen [Deut. 28:63], en dat Hij ons in verzoekingen leidt, zoals in het Onze Vader, en evenzo in de overige dingen.

  
/ 26  
  

Published by Swedenborg Boekhuis, in the Netherlands.

Van Swedenborgs Werken

 

Spiritual Experiences #5545

Bestudeer deze passage

  
/ 6110  
  

5545. Note. In the prefaces to the doctrine it is said that there are many things there that are matters to be understood for the reason that angels have understanding when they have wisdom and intelligence; and that it is the person's faculty of understanding that is enlightened by the Lord when he or she reads the Word. Nothing comes directly. The intellect exists for the purpose of receiving the truths that pertain to faith, and the will exists for the purpose of receiving the good qualities that pertain to love. And it was said that 1 without such a faculty of understanding, a decision as to what is true could never be made, since on the basis of the Word's literal sense one can draw the conclusion that whatever one proposes to oneself is the truth, as for example that there is fury in Jehovah and it burns down to hell as said in David, 2 and that He rejoices to do evil just as He had rejoiced to do good, Deut. 28:63, and so in very many other places. This is the reason that [in the literal sense] there are things that are to be understood also.

Voetnoten:

1. At this point in the hand margin appears "N.B"

2. Perhaps a mistake for Moses; cf. Deut. 32:22, De Verbo 12, where the same is said.

  
/ 6110  
  

Thanks to the Academy of the New Church, and Bryn Athyn College, for the permission to use this translation.

De Bijbel

 

Psalms 4

Studie

   

1 Answer me when I call, God of my righteousness. Give me relief from my distress. Have mercy on me, and hear my prayer.

2 You sons of men, how long shall my glory be turned into dishonor? Will you love vanity, and seek after falsehood? Selah.

3 But know that Yahweh has set apart for himself him who is godly: Yahweh will hear when I call to him.

4 Stand in awe, and don't sin. Search your own heart on your bed, and be still. Selah.

5 Offer the sacrifices of righteousness. Put your trust in Yahweh.

6 Many say, "Who will show us any good?" Yahweh, let the light of your face shine on us.

7 You have put gladness in my heart, more than when their grain and their new wine are increased.

8 In peace I will both lay myself down and sleep, for you, Yahweh alone, make me live in safety. For the Chief Musician, with the flutes. A Psalm by David.