Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8481

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

8481. Het broedde wormen uit; dat dit betekent dat daaruit het vuile was, staat vast uit de betekenis van wormen uitbroedden, dus het vuile voortbrengen, want wormen worden uit het vuile en het rotte geboren.

Het valse van het boze dat in het goede uit het eigene is, wordt met een worm vergeleken, omdat zij zich eender gedragen; het knaagt immers en doet pijn.

Twee dingen zijn het die de hel maken, zoals het twee dingen zijn die de hemel maken; de twee dingen die de hemel maken zijn het goede en het ware en de twee dingen die de hel maken, zijn het boze en het valse; dus zijn het die twee dingen in de hemel, die de gelukzaligheid daar maken en het zijn die twee dingen in de hel, die de pijniging daar maken; de pijniging in de hel door het valse wordt vergeleken met de worm en de pijniging door het boze daar wordt vergeleken met het vuur; bij Jesaja: ‘Gelijk als de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde die Ik maken zal, voor Mij zullen staan, zo zal ulieder zaad en ulieder naam staan. Tenslotte zal het geschieden van maand tot maand en van de sabbat tot zijn sabbat en zij zullen voor Mij staan. Daarna zullen zij uitgaan en zij zullen de lijken zien van de mannen die tegen Mij overtreden hebben, want hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgeblust worden; en zij zullen alle vlees een walging zijn’, (Jesaja 66:22-24); eender door de Heer bij Markus: ‘Waar hun worm niet zal sterven en het vuur niet zal uitgeblust worden’, (Marcus 9:44,46,48), daar over de gehenna of de hel.

De vuilheid van het valse wordt door de worm vergeleken ook bij Mozes: ‘Wijngaarden zult gij planten en bouwen, maar wijn zult gij niet drinken, noch verzamelen, omdat de worm het zal eten’, (Deuteronomium 28:39); de wijn staat voor het ware uit het goede en in de tegengestelde zin voor het valse uit het boze, nr. 6377.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6377

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6377. Hij wast in de wijn zijn bekleedsel; dat dit betekent dat Zijn Natuurlijke het Goddelijk Ware is vanuit Zijn Goddelijk Goede, staat vast uit de betekenis van wassen, namelijk zuiveren, nr. 3147;

uit de betekenis van de wijn, namelijk het goede van de liefde jegens de naaste en het goede van het geloof en in de hoogste zin het Goddelijk Ware vanuit het Goddelijk Goede van de Heer, waarover hierna; en uit de betekenis van het bekleedsel, namelijk het uiterlijke dat het innerlijke bedekt, nr. 5248, dus het natuurlijke, want dit is uiterlijk en bedekt het redelijke, dat innerlijk is; vandaar is ook het bekleedsel het ware, omdat dit uiterlijk is en het innerlijke aanwezige goede bedekt, nrs. 2576, 4545, 4763, 5319, 5954.

Dat de wijn de liefde jegens de naaste en het goede van het geloof is, kan vaststaan uit de dingen die over het brood en de wijn in het Heilig Avondmaal zijn getoond, nrs. 2165, 2177, 3464, 4581, 5915, namelijk dat het brood het goede van de hemelse liefde is en dat de wijn het goede van de geestelijke liefde is; dit kan eveneens vaststaan uit het spijsoffer en het drankoffer in de slachtoffers; het spijsoffer betekende daar het goede van de liefde en het drankoffer het goede van het geloof; het spijsoffer bestond uit zulke dingen die het goede van de liefde aanduidden en het drankoffer uit wijn, dat het goede van het geloof aanduidde; de slachtoffers zelf werden ook brood genoemd, nr. 2165;

dat een drankoffer uit wijn werd gebruikt in de slachtoffers, zie, (Exodus 29:40; Leviticus 23:12, 13, 18, 19; Numeri 15:2-15; 28:6, 7, 18; 29:1-7 e.v.). Dat de wijn de liefde jegens de naaste en het goede van het geloof aanduidt, blijkt ook bij Jesaja:

‘Alle dorstige, ga tot de wateren en wie geen zilver heeft, ga, koop en eet en ga, koop zonder zilver en zonder prijs, wijn en melk’, (Jesaja 55:1);

dat zij niet wijn en melk zouden kopen, kan eenieder weten, maar dat wat met de wijn en de melk wordt aangeduid, dat wil zeggen, de liefde jegens de naaste en het geloof; deze worden uit de Heer gegeven zonder zilver en prijs.

Bij Hosea:

‘De dorsvloer en de wijnpersbak zullen hen niet weiden en de most zal hun liegen; Efraïm zal weder in Egypte keren en in Assyrië zullen zij het onreine eten; zij zullen Jehovah geen wijn plengen en hun slachtoffers zullen Hem niet aangenaam zijn’, (Hosea 9:2-4);

ook daar wordt in de innerlijke zin gehandeld over het goede van de liefde en over het goede van het geloof, namelijk dat zij hebben opgehouden; het goede van de liefde is de dorsvloer vanwege het koren daar en het brood daaruit; en het goede van het geloof is de wijnpersbak, de most en het drankoffer van wijn. Efraïm zal weder in Egypte keren, staat daarvoor dat het verstandelijke de wetenschappelijke dingen zal raadplegen ten aanzien van de verborgenheden van het geloof; in Assyrië zullen zij het onreine eten, voor datgene wat is vanuit de redenering daaruit; dat Efraïm het verstandelijke van de Kerk is, zie de nrs. 5354, 6222, 6238, 6267;

dat Egypte het wetenschappelijke is, nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, 5702;

en dat Assyrië de redenering is, nr. 1186;

de reeks zelf openbaart ook dat in de woorden daar iets anders is gelegen dan dat wat in de letter verschijnt; in de innerlijke zin immers hangen de dingen samen, niet echter in de uiterlijke zin, zoals dat de dorsvloer en de wijnpersbak hen niet zullen weiden en de most hun zal liegen en gelijk daarna: Efraïm zal weder in Egypte keren en in Assyrië zullen zij het onreine eten; en wat zou het eveneens zonder innerlijke zin dat Efraïm in Egypte zal wederkeren en zij in Assyrië het onreine zullen eten? Het ophouden van de wederzijdse liefde en van het goede van het geloof wordt ook met de wijnpersbak en de wijn beschreven bij Jeremia:

‘Op uw wijnoogst is de verwoester gevallen, weswege de blijdschap is weggenomen en de vreugde vanuit Karmel en vanuit het land van Moab; immers, de wijn vanuit de wijnpersbakken heb Ik doen ophouden; men zal niet treden met hedad [vreugdekreten]’, (Jeremia 48:32, 33). Dat de wijn het goede van de wederzijdse liefde en van het geloof betekent, blijkt ook bij Johannes:

‘Ik hoorde een stem vanuit het midden der vier dieren, zeggende: beschadig de olie en de wijn niet’, (Openbaring 6:6);

de olie staat voor het goede van de hemelse liefde en de wijn voor het goede van de geestelijke liefde. Onder de olie en de wijn wordt iets eenders verstaan in de gelijkenis van de Heer over de Samaritaan, bij Lukas:

‘Een zekere Samaritaan, reizende en ziende hem die door rovers gewond was, werd met innerlijke ontferming bewogen en daarom nader tredende, verbond hij zijn wonden en goot daarin olie en wijn’, (Lukas 10:33, 34);

dat hij olie en wijn daarin goot, betekent dat hij de werken van de liefde en van de naastenliefde betrachtte; dat olie het goede van de liefde is, zie de nrs. 886, 3728; evenzo worden zij daarmee aangeduid dat de Ouden olie en wijn goten op een opgericht beeld, wanneer zij dat heiligden, (Genesis 35:14) en de nrs. 4581, 4582.

Dat de wijn het goede van de liefde en van het geloof is, blijkt uit de woorden van de Heer, toen Hij het Heilig Avondmaal instelde, die Hij toen over de wijn zei:

‘Ik zeg u dat Ik van nu aan niet zal drinken van dit gewas des wijnstoks, tot op die dag wanneer Ik met u hetzelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader’, (Mattheüs 26:29; Lukas 22:17, 18);

dat Hij daar niet wijn zal drinken, kan voor eenieder vaststaan, maar dat het goede van de liefde en van het geloof wordt aangeduid, dat Hij zal geven aan hen die van Zijn Rijk zijn. Iets eenders wordt met wijn aangeduid bij, (Jesaja 24:9, 11; Klaagliederen 2:11, 12; Hosea 14:8; Amos 9:13, 14; Zacharia 9:15, 16; Lukas 5:37-39). Aangezien wijn het goede van de liefde en van het geloof betekent, betekent het dus in de hoogste zin het Goddelijk Ware uit het Goddelijk Goede van de Heer, want vanuit dit heeft de mens die opneemt, door invloeiing het goede van de liefde en het geloof. Aangezien de meeste dingen in het Woord ook een tegengestelde zin hebben, is dit ook zo gesteld met wijn, in welke zin de wijn het valse vanuit het boze aanduidt, zoals bij Jesaja:

‘Wee degenen die des morgens opstaan onder het morgenrood en sterke drank najagen, die vertoeven tot in de schemering, opdat de wijn hen in brand zette; wee de helden om wijn te drinken en de mannen der sterkte om sterke drank te mengen’, (Jesaja 5:11, 22).

Bij dezelfde:

‘Dezen dwalen ook door de wijn en door de sterke drank dwalen zij af; de priester en de profeet dwalen door de sterke drank, zij worden verzwolgen van de wijn, zij dwalen af door de sterke drank, zij dwalen onder de zienden, zij waggelen in het gericht’, (Jesaja 228:7).

Bij dezelfde:

‘De herders weten niet te verstaan; allen nemen hun eigen weg in aanmerking; komt, ik zal wijn nemen en wij zullen ons dronken maken met sterke drank; en er zij de dag van morgen zoals deze, grote overvloed’, (Jesaja 56:11, 12). En bovendien bij, (Jeremia 13:12; Hosea 4:11; 7:5; Amos 2:8; Micha 2:11; Psalm 75:9; Deuteronomium 32:33). Het valse vanuit het boze wordt ook aangeduid met ‘de beker van de wijn des toorns’, (Jeremia 25:15, 16; Openbaring 14:8, 10; 16:19;

met de ‘wijnpersbak van de wijn der woede des toorns Gods’, (Openbaring 19:15, en met ‘de wijn der hoererij’, (Openbaring 17:2; 18:3).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4581

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4581. En hij plengde daarover een drankoffer; dat dit het Goddelijk Goede van het ware betekent, staat vast uit de betekenis van het drankoffer, namelijk het Goddelijk Goede van het ware, waarover hierna; eerst immers moet worden gezegd wat het goede van het ware is; het goede van het ware is dat wat elders het goede van het geloof wordt genoemd en het is de liefde jegens de naaste of de naastenliefde. Er zijn twee universele geslachten van het goede: het ene dat het goede van het geloof wordt genoemd, het andere dat het goede van de liefde wordt genoemd. Het is het goede van het geloof dat wordt aangeduid met het drankoffer en het goede van de liefde dat met de olie wordt aangeduid. Zij die door de Heer worden voortgeleid tot het goede langs de innerlijke weg, zijn in het goede van de liefde; maar zij die langs de uiterlijke weg worden voortgeleid, zijn in het goede van het geloof; de mensen van de hemelse Kerk zijn, evenals de engelen van de binnenste of derde hemel, in het goede van de liefde, maar de mensen van de geestelijke Kerk zijn, evenals de engelen van de middelste of de tweede hemel, in het goede van het geloof; vandaar komt het dat het eerstgenoemde goede het hemels goede wordt genoemd, het laatstgenoemde echter het geestelijk goede; het verschil is dat wat er is tussen goed willen vanuit goed willen en tussen goed willen vanuit goed verstaan; het is dus het laatstgenoemde, namelijk het geestelijk goede of het goede van het geloof, of het goede van het ware, dat met het drankoffer wordt aangeduid; het eerstgenoemde echter, namelijk het hemels goede of het goede van de liefde, is dat wat in de innerlijke zin onder de olie wordt verstaan. Dat zulke dingen olie en drankoffer zijn aangeduid, kan men weliswaar niet dan vanuit de innerlijke zin zien, toch kan eenieder zien dat daarmee heilige dingen werden uitgebeeld, want wat zou, indien daarmee niet heilige dingen werden uitgebeeld, een drankoffer plengen en olie gieten over een opgericht teken van steen anders zijn dan een soort afgodisch gespeel. Eender zou het gesteld zijn bij de verheffing van iemand tot koning, indien het niet heilige dingen betekende en insloot, namelijk een kroon op zijn hoofd zetten, hem met olie uit een hoorn op het voorhoofd en op de handgewrichten zalven, een scepter in zijn hand geven en bovendien een zwaard en sleutels, hem een purperen mantel omhangen en dan neerzetten op een zilveren zetel en daarna te paard rijden in koninklijk ornaat en eveneens daarna bediend worden door de rijksgroten en verscheidene dingen meer; indien deze dingen niet heilige dingen uitbeeldden en door de overeenstemming met de dingen die van de hemel en vandaar van de Kerk zijn, heilig waren, dan zouden het niets anders dan spelen zijn zoals van kleine kinderen, maar in een grotere vorm of zoals toneelspelen; niettemin ontleenden al die rituele dingen hun oorsprong aan de oudste tijden, toen de rituele dingen heilig waren vanwege de oorzaak dat zij heilige dingen uitbeeldden en overeenstemden met de heilige dingen die in de hemel en vandaar in de Kerk zijn; heden ten dage worden zij eveneens voor heilig gehouden, niet vanwege het feit dat men weet wat zij uitbeelden of waarmee zij overeenstemmen, maar door er een uitleg aan te geven zoals van zinnebeelden die in gebruik zijn; indien men echter zou weten wat: de kroon, de olie, de hoorn, de scepter, het zwaard, de sleutels, het rijden op een wit paard, het eten terwijl de rijksgroten bedienen, betekenen, of met welk heilige zij overeenstemmen, dan zou men daarover veel heiliger denken; maar men weet dit niet, en wat wonderbaarlijk is, men wil dit ook niet weten; zozeer zijn de uitbeeldende en de aanduidende dingen die in zulke dingen en die overal in het Woord aanwezig zijn, heden ten dage in de gemoederen verdelgd. Dat het drankoffer het goede van het ware of het geestelijk goede betekent, kan vaststaan uit de slachtoffers waarbij zij werden aangewend; de slachtoffers werden of met grootvee of met kleinvee gebracht; en zij waren de uitbeeldende dingen van de innerlijke eredienst van de Heer, nrs. 922, 923, 1823, 2180, 2805, 2807, 2830, 3519; daaraan werden het spijsoffer en het drankoffer toegevoegd; het spijsoffer, dat bestond uit meelbloem met olie gemengd, betekende het hemels goede, of wat hetzelfde is, het goede van de liefde, de olie de liefde tot de Heer en de meelbloem de naastenliefde jegens de naaste; het drankoffer, dat uit wijn bestond, betekende echter het geestelijk goede of wat hetzelfde is, het goede van het geloof; dus zowel het ene als het andere, namelijk het spijsoffer en het drankoffer, hetzelfde als het brood en de wijn in het Heilig Avondmaal. Dat zij werden toegevoegd aan de brandoffers en de slachtoffers, staat vast bij Mozes:

‘Maken zult gij twee lammeren, zonen van het jaar, des daags geregeld, het ene lam zult gij des morgens maken en het andere lam zult gij maken tussen de avonden; en een tiende van meelbloem gemengd met gestoten olie, het vierde van een hin en een drankoffer van het vierde van een hin wijn voor het eerste lam; aldus eveneens voor het andere lam’, (Exodus 29:38-41).

Bij dezelfde:

‘Gij zult op de dag als gij de garf zult wiegelen der eerstelingen van de oogst, maken een volkomen lam, de zoon van zijn jaar, Jehovah ten brandoffer, welks spijs twee tienden meelbloem met olie gemengd en zijn drankoffer wijn, het vierde van een hin’, (Leviticus 23:12, 13, 18).

Bij dezelfde:

‘Op de dag als de dagen van het nazireeërschap zullen vervuld zijn, zal hij Jehovah zijn gave offeren, slachtoffers, alsmede een korf van ongezuurde dingen uit meelbloem, koeken gemengd met olie en vladen van ongezuurde dingen gezalfd met olie, met hun spijsoffer en hun drankoffer’, (Numeri 6:13-15, 17).

Bij dezelfde:

‘Boven het brandoffer zullen zij maken een spijsoffer uit een tiende meelbloem gemengd met het vierde van een hin van olie; wijn ten drankoffer, het vierde van een hin; anders op het brandoffer van een ram en anders op dat van een os’, (Numeri 15:3-5, 11).

Bij dezelfde:

‘Tot het gedurig brandoffer zult gij een drankoffer maken, het vierde van een hin, voor een lam; in het heilige pleng het drankoffer van wijn voor Jehovah’, (Numeri 28:6, 7). Verder over de spijsoffers en de drankoffers bij de slachtoffers van verschillend geslacht, (Numeri 28:7; 29:1). Dat het spijsoffer en het drankoffer die dingen betekenden, kan ook hieruit vaststaan dat de liefde en het geloof het al van de eredienst maken; en dat het brood, dat daar de meelbloem is met olie gemengd en de wijn, de liefde en het geloof betekenen en zo dus het al van de eredienst in het Heilig Avondmaal, waarover de nrs. 1798, 2165, 2177, 2187, 2343, 2359, 3464, 3735, 3813, 4211, 4217. Toen zij zich echter hadden verwijderd van het echte uitbeeldende van de eredienst van de Heer en zich hadden afgewend tot andere goden en daaraan drankoffers plengden, werden met de drankoffers de dingen aangeduid die tegenovergesteld zijn aan de naastenliefde en het geloof, namelijk de boze dingen van de liefde van de wereld en de valse dingen; zoals bij Jesaja:

‘Gij zijt verhit in de goden onder alle groene boom, ook hebt gij dezelve drankoffer uitgegoten, spijsoffer opgedragen’, (Jesaja 62:5, 6);

verhit worden in de goden, staat voor begeerten van het valse; dat de goden de valse dingen zijn, nr. 4402, 4544; onder alle groene boom, staat voor vanuit het geloof van alle valse dingen, nrs. 2722, 4552; daaraan drankoffer uitstorten en spijsoffer opdragen, voor de eredienst ervan.

Bij dezelfde:

‘Gij die Jehovah verlaat, die de berg Mijner heiligheid vergeet, die Gad een tafel aanricht en vult voor Meni een drankoffer’, (Jesaja 65:11).

Bij Jeremia:

‘De zonen verzamelen hout en de vaders steken het vuur aan en de vrouwen kneden het deeg, om koeken te maken voor de koningin der hemelen en om andere goden drankoffer te plengen’, (Jeremia 7:18).

Bij dezelfde:

‘Al doende zullen wij doen alle woord dat uit onze mond is uitgegaan, door te roken aan de koningen der hemelen en aan haar te plengen drankoffers, gelijk als wij hebben gedaan, wij en onze vaders en onze vorsten in de steden van Jehudah en in de straten van Jeruzalem’, (Jeremia 44:17-19);

de koningin der hemelen staat voor alle valse dingen; het leger der hemelen immers in de echte zin zijn de ware dingen, in de tegenovergestelde zin echter de valse dingen; eender de koning en de koningin; dus staat de koningin voor alle; haar drankoffers plengen is die valse dingen vereren.

Bij dezelfde:

‘De Chaldeeën zullen de stad verbranden en de huizen op welke daken zij aan Baäl hebben gerookt en aan andere goden drankoffers hebben geplengd, (Jeremia 32:29);

de Chaldeeën staan voor hen die in de eredienst zijn waarin het valse is; de stad verbranden, staat voor het vernietigen en verwoesten degenen die in de leerstellige dingen van het valse zijn; op de daken van de huizen aan Baäl roken, staat voor de eredienst van het boze; aan andere goden drankoffers plengen, voor de eredienst van het valse.

Bij Hosea: Zij zullen niet wonen in het land van Jehovah en Efraïm zal wederkeren naar Egypte en zij zullen in Assyrië het onreine eten, zij zullen Jehovah niet wijn plengen’, (Hosea 9:3, 4);

niet wonen in het land van Jehovah, voor niet in het goede van de liefde zijn; Efraïm zal wederkeren naar Egypte, staat daarvoor dat het verstandelijke van de Kerk wetenschappelijk en zinlijk zal worden; in Assyrië zullen zij het onreine eten, voor de onreine en de profane dingen vanuit twistgesprekken; zij zullen Jehovah niet wijn plengen, voor geen eredienst vanuit het ware.

Bij Mozes:

‘Men zal zeggen: Waar zijn hun goden, de rots waarop zij betrouwden; die het ver van de slachtoffers aten, de wijn van hun drankoffers dronken, dat zij opstaan en hen helpen’, (Deuteronomium 32:37, 38);

de goden voor de valse dingen, zoals eerder; die het vet van de slachtoffers aten, staat daarvoor dat zij het goede van de eredienst vernietigden; zij dronken de wijn van hun drankoffer, staat daarvoor dat zij het ware van de eredienst vernietigden. Van drankoffers wordt ook gesproken met betrekking tot het bloed, bij David:

‘Zij zullen hun smarten vermenigvuldigen; zij hebben zich tot een andere gehaast; opdat ik hun drankoffers van bloed niet zal plengen en opdat ik hun namen niet op mijn lippen drage’, (Psalm 16:4) en daarmee worden de ontwijdingen van het ware aangeduid; het bloed immers is in die zin het aan de naastenliefde aangedane geweld, nrs. 374, 1005;

en de ontwijding, nr. 1003.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl