Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5276

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

5276. Grote overvloed der opbrengst in het gehele land van Egypte; dat dit de vermenigvuldiging betekent van het ware in het ene en het andere natuurlijke, staat vast uit de betekenis van de overvloed der opbrengst, namelijk de vermenigvuldiging van het ware, waarover hierna; en uit de betekenis van het land van Egypte, namelijk het ene en het andere natuurlijke; met Egypte immers wordt de wetenschap aangeduid, zie de nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966 en omdat de wetenschap wordt aangeduid, wordt ook het natuurlijke aangeduid; de oorzaak hiervan is dat datgene wetenschappelijk wordt genoemd dat in het natuurlijke is; dus is het land van Egypte het natuurlijk gemoed waarin het wetenschappelijke is; vandaar wordt met het gehele land van Egypte het ene en het andere natuurlijke aangeduid, namelijk het innerlijke en het uiterlijke; dat het natuurlijke innerlijk en uiterlijk is, zie de nrs. 5118, 5126.

Dat de overvloed der opbrengst de vermenigvuldiging van het ware betekent, komt omdat de honger daaraan wordt tegenovergesteld, welke het gebrek aan het ware betekent; het woord waarmee in de oorspronkelijke taal de overvloed der opbrengst wordt uitgedrukt, is een woord waaraan de honger is tegenovergesteld en het betekent in de innerlijke zin een volle voorraad en een voldoende mate van erkentenissen, omdat de honger het gebrek daaraan betekent. Erkentenissen zijn niet iets anders dan de ware dingen van de natuurlijke mens, maar die hem nog niet zijn toegeëigend; de vermenigvuldiging van zulke ware dingen wordt hier verstaan; de erkentenissen worden niet ware dingen bij de mens voordat zij met het verstand worden erkend, wat gebeurt wanneer zij door het zelf worden bevestigd en deze ware dingen worden hem niet toegeëigend voordat hij volgens deze leeft; niets immers wordt de mens toegeëigend dan dat wat van het leven wordt; zo immers is hijzelf daarin, omdat zijn leven daarin is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #5462

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

5462. 'And you, go, take corn for the famine of your houses' means that in the meantime they will be left in freedom to consider their own interests. This is clear from the meaning of 'you, go', after they had been held in bonds and one was then kept back in place of them, as their being left in freedom in the meantime; from the meaning of 'corn' as truth, dealt with in 5276, 5280, 5292; from the meaning of 'the famine' as an absence of cognitions and a desolation, dealt with in 5360, 5376; and from the meaning of 'your houses' as the dwelling-places where specifically truths of every kind reside, namely the natural mind. For 'a house' is the natural mind, see 4973, 5023, and the truths represented by 'the sons of Jacob' here, are those known to the external Church, and so are truths in the natural, 5401, 5415, 5428. From all these meanings taken together one may see that 'take corn for the famine of your houses' means so as to consider their own interests amid the desolation of truth in which they find themselves.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4964

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4964. Heeft men doen nederdalen naar Egypte; dat dit betekent tot de wetenschappelijke dingen van die Kerk zijn, staat vast uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschap of het wetenschappelijke in het algemeen, waarover de nrs. 1164, 1165, 1186, 1462; maar hoedanig dat wetenschappelijke was dat eigenlijk met Egypte wordt aangeduid, is nog niet ontvouwd. In de Oude Kerk waren leerstellige dingen en er waren wetenschappelijke dingen. De leerstellige dingen handelden over de liefde tot God en over de liefde jegens de naaste; de wetenschappelijke dingen echter over de overeenstemmingen van de natuurlijke wereld met de geestelijke wereld en over de uitbeeldende dingen van die geestelijke en hemelse dingen in de natuurlijke en aardse dingen; dit waren de wetenschappen van hen die in de Oude Kerk waren. Egypte behoorde tot die gebieden en tot die koninkrijken waar ook de Oude Kerk was, nrs. 1238, 2385; maar omdat daar vooral de wetenschappelijke dingen werden overgeleverd, wordt daarom met Egypte het wetenschappelijke in het algemeen aangeduid; en daarom wordt eveneens in het profetische Woord zo vaak over Egypte gehandeld en wordt daar onder Egypte een zodanig wetenschappelijke in het bijzonder verstaan. De Egyptische magie zelf had ook daaruit de oorsprong; zij kenden immers de overeenstemmingen van de natuurlijke wereld met de geestelijke, maar deze overeenstemmingen zijn daarna, nadat de Kerk bij hen had opgehouden, tot magische dingen misbruikt. Omdat nu zodanige wetenschappelijke dingen bij hen waren, namelijk die welke de overeenstemmingen en eveneens de uitbeeldende en de aanduidende dingen leerden en omdat deze leerstellige dingen van de Kerk van dienst waren, vooral tot het verstaan van de dingen die in hun Woord waren gezegd – dat de Oude Kerk zowel een profetisch als een historisch Woord heeft gehad, eender aan dit Woord, maar anders, nr. 2686 – komt het daarvandaan dat met, ‘Men heeft hem doen nederdalen naar Egypte’, wordt aangeduid, tot de wetenschappelijke dingen die van de Kerk zijn, omdat de Heer door Jozef wordt uitgebeeld en hier wordt gezegd dat men Jozef heeft doen nederdalen naar Egypte, zo wordt aangeduid dat de Heer, toen Hij Zijn Innerlijke Mens verheerlijkte, dat wil zeggen, Goddelijk maakte, Zich eerst doordrenkte van de wetenschappelijke dingen van de Kerk en uit die en door die voortgang maakte tot meer en meer innerlijke dingen en tenslotte tot de Goddelijke dingen; het behaagde Hem immers Zichzelf te verheerlijken of Goddelijk te maken volgens zo’n orde als waarin Hij de mens wederverwekt of geestelijk maakt, nrs. 3138, 3212, 3296, 3490, 4402, namelijk vanuit de uiterlijke dingen, die de wetenschappelijke dingen en de ware dingen van het geloof zijn, achtereenvolgens tot de innerlijke dingen, die de liefde jegens de naaste en de liefde tot Hem zijn. Daaruit blijkt wat er wordt aangeduid met deze woorden bij Hosea:

‘Als Israël een knaap was, toen heb Ik hem liefgehad en Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen’, (Hosea 11:1);

dat dit op de Heer betrekking heeft, zie, (Mattheüs 2:15).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl