Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #343

Bestudeer deze passage

  
/ 962  
  

343. Houdende de vier winden der aarde, opdat de wind niet zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch op enige boom, betekent de meer nabije en vandaar sterkere invloeiing in de lagere gebieden, waar de goeden verbonden waren met de bozen, welke invloeiing door de Heer werd teruggehouden en verhinderd.

Men moet weten dat een laatste gericht plaatsvindt wanneer de bozen beneden de hemelen in de wereld der geesten zozeer worden vermenigvuldigd, dat de engelen in de hemelen niet in de staat van hun liefde en van hun wijsheid kunnen blijven bestaan; zij hebben dan immers geen schraag en fundament; en omdat dit ontstaat ten gevolge van de vermenigvuldiging van de bozen beneden, vloeit daarom de Heer, opdat Hij de staat van de engelen zal bewaren, met Zijn Goddelijke steeds sterker en sterker in, en dit vindt plaats totdat zij niet langer door enige invloeiing bewaard kunnen worden, tenzij de bozen beneden van de goeden worden gescheiden; en dit gebeurt door een neerdalen en toenaderen van de hemelen en vandaar door een sterkere invloeiing, totdat de bozen die niet uithouden en dan vluchten zij weg en storten zichzelf in de hel; zo wordt dit eveneens aangeduid in wat in het vorige hoofdstuk staat:

‘Zij zeiden tot de bergen en de rotsen: Valt op ons en verbergt ons van het aangezicht van Degene Die op de troon zit en van de toorn des Lams, omdat de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan’, (Openbaring 6:16).

De ontvouwing hiervan is: met de vier winden wordt de invloeiing van de hemelen aangeduid; met de aarde, de zee en alle boom, worden alle lagere gebieden aangeduid en de dingen die daar zijn.

Dat de wind de invloeiing betekent, eigenlijk de invloeiing van het ware in het verstand, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘De Heer Jehovih zei: Van de vier winden kom geest en blaas in deze gedoden, opdat zij leven’, (Ezechiël 37:9, 10).

‘Er werden gezien vier wagens, waaraan vier paarden waren; deze zijn de vier winden der hemelen’, (Zacharia 6:1-5).

‘Gij moet opnieuw verwekt worden; de wind blaast waarheen hij wil en gij weet niet van waar hij komt en waar hij heen gaat’, (Johannes 3:7, 8).

‘De Maker der aarde bereidt het wereldrond door Zijn wijsheid; Hij brengt de wind voort vanuit Zijn schatkamers’, (Jeremia 10:12, 13; 51:15, 16; Psalm 135:7).

‘Jehovah doet Zijn wind blazen en de wateren zij vloeien, Hij verkondigt Zijn Woord, Zijn inzettingen en Zijn gerichten’, (Psalm 147:17-19).

‘Hij love Jehovah, de wind des storms, die Zijn Woord doet’, (Psalm 148:8).

‘Jehovah maakt Zijn winden engelen’, (Psalm 18:10, 11; Psalm 104:3); de vleugelen des winds zijn de Goddelijke ware dingen die invloeien: daarom wordt de Heer genoemd ‘de Geest der neusgaten’, (Klaagliederen 4:20) en er wordt gezegd ‘dat Hij in de neusgaten van Adam de ziel des levens inblies’, (Genesis 2:7); en verder, ‘dat Hij in de discipelen inblies, en zei: Ontvangt de Heilige Geest’, (Johannes 20:21, 22); de Heilige Geest is het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer, waarvan de invloeiing in de discipelen daardoor wordt uitgebeeld en vandaar aangeduid, dat Hij in hen inblies.

Dat de wind en de ademing de invloeiing van het Goddelijk Ware in het verstand betekenen, is vanuit de overeenstemming van de long met het verstand, waarover men zie het werk ‘de Wijsheid van de Engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’, nrs de Wijsheid van de Engelen aangaande de 371-429.

Aangezien de meer nabije en sterkere invloeiing door de hemelen heen de ware dingen bij de bozen verstrooit, betekent de wind daarom de verstrooiing van het ware bij hen en vandaar de verbinding van hen met de hel en de ondergang; zoals men kan zien uit deze plaatsen:

‘Ik zal over Elam de vier winden vanuit de vier einden der hemelen aanbrengen en Ik zal hem verstrooien’, (Jeremia 49:36).

‘Gij zult ze verjagen, zodat de wind ze wegneemt; de stormwind ze verstrooit’, (Jesaja 41:16).

‘Het waaien van Jehovah steekt hen aan zoals een stroom van zwavel’, (Jesaja 30:33).

‘De beramers der ongerechtigheid vergaan van het waaien Gods en van de Geest van Zijn neus worden zij verteerd’, (Job 4:8, 9).

‘Onthuld zijn de fundamenten van het wereldrond van het schelden van Jehovah, van het waaien des Geestes van Uw neus’, (Psalm 18:15).

‘Ik was ziende in het gezicht, en zie, de vier winden stortten zich in de grote zee en er klommen vier beesten op’, (Daniël 7:2, 3 e.v.).

‘Vanuit de stormwind van Jehovah ging toorn uit, op het hoofd der goddelozen zal hij zich storten’, (Jeremia 23:19; 30:23).

‘Mijn God, vervolg hen met Uw stormwind, verschrik hen met Uw storm’, (Psalm 83:16).

‘De weg van Jehovah in stormwind en storm’, (Nahum 1:4; Jeremia 25:32; Ezechiël 13:13; Hosea 8:7; Amos 1:14; Zacharia 9:14; Psalm 11:6; Psalm 50:3; Psalm 55:9; Psalm 107) waar het volgende staat:

‘Hij zei dat de wind des storms zou waaien; God deed de stormwind stilstaan, zodat de golven ervan stilzwegen, vers 25, 29; daaruit blijkt wat in de geestelijke zin wordt aangeduid met het volgende: ’Jezus in het schip bestrafte de wind en Hij zei tot de zee: Verstom; en het werd rustig’, (Markus 4:39, 40; Lukas 8:23, 24); met de zee wordt hier de hel aangeduid en met de wind de invloeiing daaruit.

Ook wordt niet iets anders dan de sterke invloeiing aangeduid met de oostelijke wind, (Ezechiël 17:10; Jeremia 18:17; Ezechiël 19:12; Hosea 13:15; Psalm 48:8) en verder met diezelfde wind ‘waardoor de zee Suph werd uitgedroogd’, (Exodus 14:21); waarover bij Mozes het volgende:

‘Door het waaien Uwer neusgaten, zijn de wateren opgehoopt geworden, Gij hebt Uw wind geblazen, de zee heeft hen bedekt’, (Exodus 15:8-10).

Hieruit kan nu vaststaan dat met ‘de vier winden terughouden opdat de wind niet zou waaien op de aarde’ wordt aangeduid de meer nabije en sterkere invloeiing in de lagere gebieden terughouden en verhinderen.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Apocalyps 6:16

Studie

       

16 En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.