Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #371

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

371. De Oudsten duidden met het spreken van Jehovah de innerlijke gewaarwording aan, want zij wisten, dat de Heer hun de innerlijke gewaarwording gaf; deze gewaarwording kon alleen bestaan zolang als de liefde de hoofdzaak was; zodra de liefde tot de Heer en bijgevolg de liefde jegens de naasten ophield, ging de innerlijke gewaarwording te gronde; en er bleef zoveel gewaarwording over als er liefde restte. Dit innerlijke gevoel was de Oudste Kerk eigen, maar nadat het geloof van de liefde was gescheiden, zoals bij degenen die na de vloed, en de naastenliefde door het geloof werd gegeven, volgde het geweten, dat eveneens een innerlijke stem laat horen, maar op een andere wijze, waarover, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, meer in hetgeen volgt. Wanneer het geweten spreekt, wordt in het Woord evenzo gezegd, dat de Heer spreekt, omdat het geweten zich vormt uit de aan het Woord ontleende openbaringen en erkentenissen, en wanneer het Woord spreekt of een innerlijke stem laat horen, is het de Heer Die spreekt. Daarom is het, zelfs heden nog, hoogst gebruikelijk om te zeggen dat de Heer spreekt, wanneer het handelt over een zaak van het geweten of van het geloof.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1442

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1442. Dat ‘tot aan het eikenbos Moreh’ de eerste innerlijke gewaarwording betekent, kan ook uit de orde blijken; het is duidelijk dat de Heer innerlijke gewaarwording kreeg zodra Jehovah aan Hem in Zijn hemelse dingen verscheen; uit de hemelse dingen komt alle innerlijke gewaarwording voort. Wat innerlijke gewaarwording is, is al eerder gezegd en aangetoond in de nrs. 104, 202, 371, 483, 495, 503, 521, 536, 865. Eenieder ontvangt, wanneer hij tot de hemelse dingen komt, innerlijke gewaarwording van de Heer; zij die hemelse mensen werden, zoals die van de Oudste Kerk, ontvingen allen innerlijke gewaarwording, wat eerder is aangetoond in de nrs. 125, 597, 607, 784, 895. Zij die geestelijke mensen worden, dat wil zeggen, die van de Heer naastenliefde ontvangen, hebben iets dat met innerlijke gewaarwording overeenkomt, of een inspraak van het geweten, welke meer of minder helder is, al naar zij meer of minder in de hemelse dingen van de naastenliefde zijn. De hemelse dingen van de naastenliefde brengen dat met zich mee, want in deze dingen alleen is de Heer tegenwoordig, en in deze verschijnt Hij de mens. Hoeveel te meer moest dit het geval zijn bij de Heer, die van kindsbeen af naar Jehovah voortschreed, en met Hem verbonden en verenigd werd, zodat zij één waren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #521

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

521. Dat de woorden ‘en was niet meer, want God nam hem weg’ betekenen, dat deze leer werd bewaard ten behoeve van het nageslacht, heeft bij Henoch deze zin, dat hij, als gezegd, het innerlijk gewaarworden van de Oudste Kerk in een leer onderbracht, wat in die tijd niet geoorloofd was, want iets anders is het, uit innerlijke gewaarwording te weten, en iets anders uit de leer te leren. Zij, die in de innerlijke gewaarwording zijn, hebben het niet nodig aan de hand van een ontworpen leer te leren kennen, wat zij weten; ter wille van de duidelijkheid een voorbeeld: wie goed weet te denken, behoeft niet kunstmatig te leren denken, want daarmee zou zijn vermogen, goed te denken, verloren gaan, zoals het geval is met hen, die in het stof van het intellect blijven steken; aan hen die uit innerlijke gewaarwording denken, wordt het door een innerlijke weg van de Heer gegeven te weten, wat goed en waar is; daarentegen wordt het hun, die uit de leer denken, gegeven door een uiterlijke weg of door de zinnen van het lichaam; het onderscheid hier tussen is als tussen licht en duisternis; hierbij komt nog, dat de innerlijke gewaarwordingen van de hemelse mens geenszins beschreven kunnen worden, want zij werken door tot in het allerkleinste en allermeest bijzondere, met alle verscheidenheid al naar de staten en omstandigheden. Daar het echter voorzien was, dat het gewaarworden van de Oudste Kerk verloren zou gaan, en dat men later door leerstellingen zou leren wat goed en waar is, of door de duisternis tot het licht komen, daarom wordt hier gezegd dat God hem wegnam, dat wil zeggen, dat Hij de leer bewaard heeft ten behoeve van het nageslacht.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl