Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3201

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Genesis 24:27

Studie

       

27 En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2268

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2268. Dat de woorden ‘zult Gij om vijf de ganse stad verderven’ betekenen, zou de mens te gronde gaan om het weinige dat ontbreekt, blijkt uit de betekenis van vijf, namelijk weinig, waarover eerder vlak hiervoor; en uit de betekenis van de stad, namelijk het ware, waarover eveneens eerder. Ten aanzien van de waarheden wordt het menselijk gemoed in het Woord vergeleken met een stad en ook een stad genoemd; en ten aanzien van de goedheden, die in de waarheden zijn, wordt het vergeleken bij de inwoners ervan en ook inwoners genoemd, want het is daarmee evenzo gesteld. Wanneer de waarheden die in de geheugens van de mens zijn en in de gedachten van zijn gemoed, zonder goedheden zijn, zijn zij zoals een stad zonder bewoners, dus leeg en ijdel; ja zelfs kan ook van de engelen worden gezegd, dat zij als het ware in de waarheden van de mensen wonen en vanuit de Heer aandoeningen van het goede ingeven, wanneer de mens in de liefde tot de Heer en in de liefde jegens de naaste leeft, want zij scheppen er behagen in zo te wonen, dat wil zeggen, te leven bij zulke mensen; anders is het gesteld bij hen, die in enige waarheden zijn en in geen goedheden van de naastenliefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl