Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3201

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Genesis 24:12

Studie

       

12 En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4835

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4835. Kom tot uws broeders echtgenote en betoon haar de zwagerplicht; dat dit betekent dat hij het zou voortzetten, namelijk het uitbeeldende van de Kerk, staat vast uit de betekenis van komen of ingaan tot des broeders echtgenote en haar de zwagerplicht betonen, namelijk datgene in stand houden en voortzetten wat van de Kerk is. Wat in de Mozaïsche wet werd bevolen, dat zo iemand kinderloos zou sterven, zijn broer de weduwe tot zijn echtgenote zou nemen en zijn broer zaad wekken en dat de eerstverwekte genoemd zou worden met de naam van de overleden broeder, maar dat de overige zonen van hem zouden zijn, werd de zwagerplicht genoemd. Dat deze inzetting niet iets nieuws in de Joodse Kerk was, maar dat dit al eerder in gebruik was, staat vast uit deze dingen; eender als meerdere inzettingen die de Israëlieten door Mozes bevolen werden, zoals dat zij geen echtgenoten uit de dochters van de Kanaänieten zouden nemen en dat zij binnen de families zouden huwen, (Genesis 24:3, 4; 28:1, 2). Daaruit en uit verscheidene andere dingen, blijkt dat er eerder een Kerk was geweest waarin zulke dingen waren ingesteld als daarna aan de zonen van Jakob werden verkondigd en opgelegd. Dat altaren en slachtoffers ook vanaf de oude tijd in gebruik waren geweest, blijkt uit Genesis 8:20, 21; 22:3, 7, 8. Daaruit blijkt dat de Joodse Kerk niet de een of andere nieuwe Kerk is geweest, maar dat zij een wederopwekking was van de Oude Kerk, die verloren was gegaan. Hoedanig de wet van de zwagerplicht is geweest, staat vast bij Mozes:

‘Indien broeders tezamen hebben gewoond, echter een van hen gestorven zal zijn, en ook geen zoon heeft, zo zal de echtgenote van de verstorvene niet een vreemde man daarbuiten trouwen; haar zwager zal tot haar ingaan en haar nemen zich tot een echtgenote en zo haar de zwagerplicht betonen; dan zal het geschieden dat de eerstverwekte die zij zal hebben gebaard, zal staan op de naam zijns broeders, de verstorvene, opdat zijn naam niet worde uitgedelgd uit Israël. Maar indien de man zijn schoonzuster niet zal hebben willen trouwen, zo zal de schoonzuster van hem opgaan tot de poort tot de ouderlingen en zeggen: Mijn zwager weigert zijn broeder een naam te wekken in Israël, hij wil mij de zwagerplicht niet betonen. Dan zullen hem de ouderlingen van zijn stad roepen en tot hem spreken; zo hij zal zijn opgestaan en gezegd zal hebben: Ik begeer haar niet te trouwen, zo zal zijn schoonzuster op hem toetreden in de ogen der ouderlingen en zijn schoen van over zijn voet uittrekken, zij zal spuwen in zijn aangezichten en zij zal antwoorden en zij zal zeggen: Zo zal de man worden gedaan die zijns broeders huis niet bouwt; waarvandaan zijn naam in Israël zal worden genoemd: Het huis desgenen die de schoen uitgetogen is’, (Deuteronomium 25:5-10). Wie niet weet wat de zwagerplicht uitbeeldt, kan niet anders geloven dan dat het alleen was om de naam en vandaar de erfenis in stand te houden, maar de instandhouding van de naam en van de erfenis was niet van zo’n belang dat daarom een broeder met zijn schoonzuster een huwelijk zou ingaan; maar dit was opgelegd opdat daardoor de instandhouding en de voortzetting van de Kerk zou worden uitgebeeld; het huwelijk immers beeldde het huwelijk uit van het goede en het ware, dat wil zeggen, het hemels huwelijk en dus ook de Kerk, want de Kerk is de Kerk krachtens het huwelijk van het goede en het ware; en wanneer de Kerk in dit huwelijk is, maakt zij één met de hemel, namelijk het hemels huwelijk zelf; en omdat het huwelijk die dingen uitbeeldde, beeldden derhalve de zonen en de dochters de ware en de goede dingen uit en duidden ze eveneens aan; daarom betekende kinderloos zijn verstoken zijn van het goede en het ware en dus dat er geen uitbeeldende van de Kerk meer in dat huis was, dus dat het buiten de gemeenschap was; bovendien beeldde de broeder het bloedverwante goede uit waarmee het ware zou worden verbonden dat door de echtgenote weduwe werd uitgebeeld; het ware immers kan met geen ander goede dan het zijne en het bloedverwante verbonden worden, opdat het een ware zal zijn dat het leven heeft en vrucht voortbrengt en zo datgene voortzette wat van de Kerk is. Dit werd in de hemel doorvat met de zwagerplicht. Dat indien iemand de zwagerplicht niet wilde betonen, zijn schoonzuster de schoen van over zijn voet zou uittrekken en in zijn aangezichten spuwen, betekende dat hij zoals iemand die zonder het uiterlijk en innerlijk goede en ware is, de dingen vernietigde die van de Kerk waren; de schoen immers is het uiterlijke, nr. 1748 en het aangezicht het innerlijke, nrs. 1999, 2434, 3527, 4066, 4796. Hieruit blijkt dat door de zwagerplicht de instandhouding en de voortzetting van de Kerk werd uitgebeeld. Maar toen de uitbeeldende dingen van de innerlijke dingen door de Komst van de Heer ophielden, werd die wet opgeheven. Het is hiermee gesteld als met de ziel of de geest van de mens en met zijn lichaam; de ziel van de mens of geest is zijn innerlijke en het lichaam is het uiterlijke en uitwendige; of wat hetzelfde is, de ziel of de geest is de beeltenis zelf van de mens; zijn lichaam echter is het representatieve beeld ervan. Wanneer de mens wederopstaat, wordt zijn representatief beeld of zijn uiterlijke, dat het lichaam is, uitgetrokken, want dan is hij in het innerlijke of in de beeltenis zelf. Het is hiermee eveneens gesteld zoals met iemand die in de duisternis is en daar vanuit de dingen ziet die van het licht zijn, of wat hetzelfde is, zoals met iemand die in het licht van de wereld is en daar vanuit de dingen ziet die in het licht van de hemel zijn; het licht van de wereld immers is ten opzichte van het licht van de hemel zoals duisternis; in de duisternis of in het licht van de wereld verschijnen de dingen die van het licht van de hemel zijn, niet zodanig als zij in zich zijn, maar zoals in een representatief beeld; evenzo als het gemoed van de mens in zijn aangezicht; daarom wordt, wanneer het licht van de hemel in zijn helderheid verschijnt, de duisternis of de representatieve beelden uiteengedreven; dit is geschied door de Komst van de Heer. En wek uw broeder zaad; dat dit betekent, opdat de Kerk niet te gronde ga, staat vast uit de betekenis van het zaad, namelijk het ware vanuit het goede, of het geloof van de naastenliefde, waarover de nrs. 1025, 1447, 1610, 1940, 2848, 3310, 3373, 3671; iets eenders wordt ook aangeduid met de eerstverwekte, die zou staan op de naam van de overleden broer, nrs. 352, 367, 2435, 3325, 3494;

de broeder dat zaad wekken, wil zeggen datgene voortzetten wat van de Kerk is, volgens hetgeen hiervoor is gezegd in nr. 4834, zodat de Kerk niet verloren gaat.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl