3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.
I sanctify Myself that they also may be sanctified in the truth
In John 17:19, this signifies that He made Himself Divine by His own power. (Arcana Coelestia 9229[2])
In Exodus 30:29, this signifies the influx and presence of the Lord in the worship of the representative church. (Arcana Coelestia 10, 276)