Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3148

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3148. Dat de woorden ‘en de voeten der mannen, die met hem waren’ de reiniging betekenen van alle dingen die Hem toebehoorden in de natuurlijke mens, blijkt uit de betekenis van de voeten, namelijk de dingen die tot de natuurlijke mens behoren, waarover nr. 2162;

en uit de betekenis van ‘de mannen die met hem waren’, namelijk alle dingen daar. Het was een gebruik dat reizigers, wanneer zij in een huis kwamen, hun voeten wasten, zoals toen de broeders van Jozef in het huis van Jozef werden binnengeleid, (Genesis 43:24);

toen de Leviet en die met hem was in het huis van de oude man ontvangen werden, (Richteren 19:21);

en toen Uria, van de reis komende, door David bevolen werd, af te gaan naar zijn huis en zijn voeten te wassen, (2 Samuël 11:8). De reden hiervan was, dat reizen en vreemdelingschappen de dingen betekenden die tot het onderricht en vandaar tot het leven behoren, zie de nrs. 1293, 1457, 1463, 2025, en dat deze dingen gereinigd moesten worden, is kort hiervoor in nr. 3146 aangetoond; en bovendien, opdat de in geestelijke zin bedoelde onreinheden niet zouden aankleven en het huis, dat wil zeggen de mens, bezoedelen; wat ook hieruit duidelijk blijkt ‘dat zij het stof van hun voeten zouden afschudden, wanneer de stad of het huis de vrede niet ontvangen zou, (Mattheüs 10:14).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Jesaja 4:4

Studie

       

4 Als de Heere zal afgewassen hebben den drek der dochteren van Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door den Geest des oordeels, en door den Geest der uitbranding.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2025

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2025. Dat de woorden ‘Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven’ betekenen dat de Heer zich met eigen krachten alle dingen verwierf, die het land van de vreemdelingschappen zijn, dit blijkt uit de betekenis van in vreemdelingschap verkeren, hetgeen is, onderricht worden, waarover in nr. 1463;

en daar de mens zich het leven hoofdzakelijk door onderricht in wetenschappelijke dingen, leringen en erkentenissen van het geloof verwerft, is het vreemdelingschap bijgevolg het zo verworven leven. Betrekking hebbend op de Heer, is het leven, dat Hij zich verwierf door erkentenissen, worstelingen van de verzoekingen en de overwinningen daarin, en daar Hij het zich met eigen krachten verwierf, wordt er hier door het land der vreemdelingschappen dit eveneens aangeduid. Dat de Heer zich alle dingen met eigen krachten verworven heeft en met eigen krachten het Menselijk Wezen met het Goddelijk, en het Goddelijk met het Menselijk Wezen verenigde, en zo alleen de Gerechtigheid werd, blijkt duidelijk bij de profeten, zoals bij Jesaja:

‘Wie is deze, die uit Edom komt; Ik alleen heb de pers getreden, en van de volken was niemand met Mij; Ik zag rondom, en er was niemand, die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt’, (Jesaja 63:1, 3, 5). Edom staat voor het Menselijk Wezen van de Heer; kracht en arm, voor macht, en dat het uit eigen macht is, wordt duidelijk gezegd, namelijk dat niemand hielp, niemand ondersteunde, dat Hem Zijn arm heil beschikte.

Bij dezelfde:

‘Hij zag, dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, dat niemand in het midden trad; en heil bracht Hem Zijn arm aan en Zijn Gerechtigheid ondersteunde Hem; en Hij trok Gerechtigheid aan als een pantsier, en de helm des heils zette Hij op Zijn hoofd’, (Jesaja 58:16, 17). Dus eveneens dat het uit eigen macht geschiedde, en dat Hij zo tot Gerechtigheid werd. Dat de Heer Gerechtigheid is, bij Daniël:

‘Zeventig weken zijn bestemd, om de ongerechtigheid te verzoenen, en om de gerechtigheid der eeuwen aan te brengen, en om het gezicht en de profeet te verzegelen, en om de Heilige der Heiligen te zalven’, (Daniël 9:24).

Bij Jeremia:

‘Aan David zal Ik een rechtvaardige spruit verwekken, en Hij zal als koning regeren, en met inzicht handelen, en gericht en gerechtigheid doen op de aarde; in Zijn dagen zal Jehudah behouden worden, en Israël in vertrouwen wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmee men Hem zal noemen: Jehovah, onze Gerechtigheid’, (Jeremia 23:5, 6; 33:15, 16);

daarom wordt Hij ook ‘Woning der Gerechtigheid’ genoemd, (Jeremia 31:23; 50:7);

en bij Jesaja ‘Wonderlijk en Held’, (Jesaja 9:5). Dat de Heer zo vaak aan de Vader toeschrijft wat van Hem is, werd eerder in de nrs. 1999 en 2004 uitgelegd; want Jehovah was in Hem, en dus in elk ding afzonderlijk van Hem; dit kan door iets dergelijks bij de mens verduidelijkt worden, hoewel het niet hetzelfde is: de ziel van de mens is in hem en daar zij in hem is, is zij in de allerkleinste bijzonderheid van hem, namelijk in de allerkleinste bijzonderheid van zijn denken en in de allerkleinste bijzonderheid van zijn handelen, alles wat niet zijn ziel in zich heeft, is niet van hem. De ziel van de Heer was het Leven zelf of het Zijn zelf, dat Jehovah is, want Hij was van Jehovah ontvangen, zo was Hij dus in de allerkleinste bijzonderheden van Hem; en daar het Leven zelf of het Zijn zelf, dat Jehovah is, Hem toebehoorde, zoals de ziel de mens toebehoort, zo behoorde Hem toe dat wat Jehovah toebehoorde. Dit is het wanneer de Heer zegt ‘dat Hij in de schoot van de Vader is’, (Johannes 1:18);

en ‘dat alles wat de Vader heeft, het Zijne is’, (Johannes 16:15; 17:10, 11). Door het goede, dat van Jehovah is, verenigde Hij het Goddelijk Wezen met het Menselijk Wezen, en door het ware verenigde Hij het Menselijk Wezen met het Goddelijk Wezen, dus alle dingen in het algemeen en in het bijzonder uit Zichzelf; ja zelfs was Zijn Menselijke aan zichzelf overgelaten, opdat Hij van Zichzelf uit tegen alle hellen zou strijden en die overwinnen; en daar Hij het Leven in Zichzelf had, dat, zoals gezegd, Hem toebehoorde, heeft Hij ze overwonnen met Zijn macht en met Zijn krachten, zoals dit ook duidelijk bij de profeten in de aangehaalde plaatsen wordt gezegd. Daarom nu, omdat Hij Zich met eigen krachten alles verwierf, werd Hij de Gerechtigheid, ontrukte Hij de geestenwereld aan de helse genieën en geesten, en bevrijdde zo het menselijk geslacht van de ondergang – het menselijk geslacht wordt immers geregeerd door geesten – en zo verloste Hij het. Daarom wordt Hij in het Woord van het oude Testament zo vaak Bevrijder en Verlosser genoemd, en Heiland, hetgeen ligt opgesloten in Zijn naam Jezus.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl