Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3020

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3020. Dat de woorden ‘de bedienaar van alles, wat hij had’ de diensten van de natuurlijke mens betekenen, blijkt uit de betekenis van bedienen en wel van alles bedienen, namelijk het vervullen van diensten of plichten. Dat het met de natuurlijke mens ten aanzien van de redelijke, of wat hetzelfde is, met de uiterlijke mens ten aanzien van de innerlijke, soortgelijk gesteld is als met een dienaar in het huis, zie nr. 1795. Alle dingen die in de mens zijn, gedragen zich als één huis, dat wil zeggen, als één familie, namelijk dat er iemand is, die de plicht van heer des huizes vervult en anderen die de plicht van knechten vervullen. Het redelijk gemoed zelf is dat, wat alle dingen beschikt zoals een heer des huizes en die door de invloeiing in het natuurlijk gemoed ordent, maar het is het natuurlijk gemoed dat dient en bedient. Daar het natuurlijk gemoed onderscheiden is van het redelijk gemoed en een graad lager is dan dit en ook als vanuit het eigene handelt, wordt ter vergelijking ‘een knecht, de oudste van het huis’ genoemd en bedienaar van alles, wat het redelijk gemoed daar heeft. Dat het natuurlijk gemoed van het redelijk gemoed is onderscheiden en van een lagere graad is en in een zeker eigene is, kan blijken uit de dingen die zich daarin bevinden en uit de diensten ervan. De dingen die daarin zijn, zijn alle wetenschappelijke dingen, dus ook alle erkentenissen van elke soort, in één woord, alle dingen en elke bijzonderheid, die tot het uiterlijke of lichamelijke geheugen behoren, waarover nr. 2471, 2480. Tot dit gemoed behoort ook al wat tot de verbeelding behoort, wat het innerlijk zinnelijke bij de mens is en die vooral sterk is bij knapen en in de eerste jaren van zijn jongeman zijn. Tot dit gemoed behoren ook alle natuurlijke aandoeningen, die de mens met de redeloze dieren gemeen heeft; hieruit blijkt duidelijk, welke de diensten ervan zijn. Het redelijk gemoed is echter innerlijker; de erkentenissen die daarin zijn, liggen niet voor de mens open, maar zijn, zolang hij in het lichaam leeft, onwaarneembaar; want het zijn alle dingen, in het algemeen en in het bijzonder, die tot het innerlijk geheugen behoren, waarover de nrs. 2470, 2471, 2473, 2474, 2489, 2490. Tot dit gemoed behoort ook al het denkvermogen, dat gevoelig is voor het behoorlijke en rechtvaardige en eveneens voor het ware en goede; evenzo alle geestelijke aandoeningen, die eigenlijk menselijk zijn en waardoor de mens van de redeloze dieren wordt onderscheiden. Door deze dingen vloeit dit gemoed in het natuurlijk gemoed en wekt de dingen op die daarin zijn en beschouwt ze met een zekere bespiegeling en oordeelt en besluit op deze wijze. Dat deze beide gemoederen onderscheiden zijn, blijkt duidelijk hieruit, dat bij velen het natuurlijk gemoed over het redelijk gemoed heerst, of wat hetzelfde is, de uiterlijke mens over de innerlijke; en dat het alleen bij diegenen niet heerst maar dient, die in het goede van de naastenliefde zijn, dat wil zeggen, die zich door de Heer laten leiden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Genesis 24:33

Studie

       

33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek!

Commentaar

 

Abraham

  
Représentation d'Abraham, by Joseph Villiet

En bovendien is de vooruitgang van het geestelijk en geestelijk leven in ieder van ons een zwak en eindig beeld van het leven van Abraham als we proberen de wetten en voorschriften van de Heer te volgen om elkaar lief te hebben. Ook wij hebben in ons een reis naar het land Kanaän, een hardwerkend verblijf in Egypte, een strijd in de wildernis, en een Saul, een David en een Achab. We hebben onze eigen Amalekieten en Filistijnen. Het geheel van het oude testament is een beeld van hoe ons geestelijk leven werkt. Abraham (of Abram, zoals hij in het begin van zijn verhaal wordt genoemd) is een van de belangrijkste personages in het verhaal van de heilige Schrift. Hij was de voorvader van alle kinderen van Israël, via zijn zoon Isaak, en van de Arabieren, via zijn zoon Ismaël. Zijn leven kan nuttig worden gezien als zijnde verdeeld in drie perioden. De eerste periode omvat de onbekende beginjaren vanaf zijn geboorte in Ur, en zijn latere verhuizing naar Haran met zijn vader Terah. Het tweede deel begint met de oproep van Abram door Jehovah om naar Kanaän te gaan. Het omvat de avonturen die hij daar beleefde, en gaat door tot de gebeurtenissen van het 17e hoofdstuk van Genesis, waar hij naar verluidt 99 jaar oud, rijk en machtig is - maar zonder zoon door zijn vrouw Sarai. Opnieuw verschijnt de Heer aan hem, belooft dat zijn nageslacht een grote natie zal worden, stelt de besnijdenisritus in en verandert zijn naam in Abraham, met toevoeging van het "ah" geluid van Jehova. In de derde en laatste periode van zijn leven ziet hij de geboorte van Isaak, de dood van Sara (wiens naam ook is veranderd) en de vondst van een vrouw voor Isaak uit Abrahams familie in Mesopotamië. Abraham zou 175 jaar oud zijn als hij sterft, zoals in het 25ste hoofdstuk van Genesis staat vermeld. (De volgende verwijzingen zijn chronologisch, naarmate Abram / Abraham ouder wordt en staan in bijbelse volgorde). Maar waar we hier in geïnteresseerd zijn is de diepe voorstelling van Abraham, omdat hij het grootste deel van Jezus' leven profeteert of voorspelt nadat hij aan Maria is geboren eeuwen nadat de man Abraham op de aarde heeft geleefd. Abraham vertegenwoordigt het Goddelijke goed of de liefde. De innerlijke zin van het Woord vertelt ons dat God zelf het leven in een eicel in Maria voorzag, zodat zij kon zorgen voor een natuurlijk lichaam en een natuurlijke erfelijkheid uit de Joodse religie, terwijl de ziel van Jezus werd bewaard als een directe bezitter van het goddelijke leven. Tijdens het vroege leven van Jezus, waarschijnlijk tot aan de puberteit, leefde Jezus die representatieve handelingen van Abraham uit in het binnenste van zijn verstand en geest. Abraham had tijdens het weiden van zijn schapen en het runnen van zijn grote huishouding geen enkel idee dat dit waar was, en vroeg in Jezus' leven realiseerde hij zich dat ook niet. Er moet sprake zijn geweest van percepties toen Jezus opgroeide, getuige zijn bezoek aan de tempel toen Hij 12 jaar oud was, maar niet van een volledig begrip tot Hij volgroeid was. En verder is het niet alleen Abraham. Als Abraham sterft, hecht de voorstelling aan Isaak, die het rationele niveau van de geest vertegenwoordigt, en vervolgens aan zowel Jakob als Esau, die de natuurlijke geest vertegenwoordigen wat betreft respectievelijk de waarheid en het goede in de geest. En dan worden de beproevingen van de twaalf stammen, de koningen, en alle uitspraken van de profeten dezelfde voorstelling. Zo kon Jezus tegen de twee discipelen zeggen dat Hij op de weg naar Emmaüs bijeenkwam: "O dwazen en traag van hart... en beginnend bij Mozes en alle profeten legde Hij hen in alle geschriften alles wat Hemzelf betreft uit".

(Referenties: Hemelse Verborgenheden 1416 [2], Hemelse Verborgenheden 1426, Hemelse Verborgenheden 2533, Genesis 12:4, 17, 17:5, 20:7, 25)