Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1383

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1383. GENESIS – TWAALFDE HOOFDSTUK

De innerlijke gewaarwording van geesten en engelen, en de sferen in het andere leven. Onder de wonderen in het andere leven behoren de innerlijke gewaarwordingen; hiervan bestaan twee soorten: de ene, die de engelen eigen is, bestaat hierin, dat zij innerlijk gewaarworden, wat waar en goed is, en wat van de Heer komt, wat van henzelf, en verder, wanneer dat wat zij denken, spreken en doen, van henzelf komt, vanwaar het is en van welke aard. De andere soort, die allen met elkaar gemeen hebben, en welke de engelen in de hoogste volmaaktheid bezitten en de geesten overeenkomstig hun hoedanigheid, bestaat hierin, dat zij bij de eerste nadering van de ander weten, van welke aard hij is

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Genesis 12:16

Studie

       

16 En hij deed Abram goed, om harentwil; zodat hij had schapen, en runderen, en ezelen, en knechten, en maagden, en ezelinnen, en kemelen.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1542

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1542. Dat dit en het vervolg van dit hoofdstuk in de innerlijke zin ook de Heer uitbeeldt, en dat het de voortzetting is van Zijn leven, vanaf de jongensjaren, kan blijken uit wat in het vorige hoofdstuk is gezegd en aangetoond, voorts uit wat volgt, bovenal hieruit, dat het het Woord van de Heer is, en van Hem door de hemel neerdaalde, en dat er dus ook niet het kleinste deel van een woord geschreven is, dat niet hemelse verborgenheden bevat. Wat van een dergelijke oorsprong is, kan geenszins anders zijn. Dat in de innerlijke zin gehandeld werd over het onderricht van de Heer, toen Hij een jongen was, is aangetoond. Er zijn bij de mens twee dingen die maken dat hij niet hemels kan worden: het ene behoort tot zijn verstandsdeel, het andere tot het deel van zijn wil. Wat tot het verstandsdeel behoort, zijn onnuttige wetenschappelijke dingen, die hij in de jongens- en adolescentiejaren in zich opnam. Wat tot het deel van de wil behoort, zijn de lusten en de begeerten, waartoe hij neigt. Deze dingen zijn het, die verhinderen dat hij de hemelse dingen kan bereiken. Deze beletselen moeten eerst uit de weg worden geruimd, en pas dan, wanneer zij opzij zijn geschoven, kan hij in het licht van de hemelse dingen worden binnengeleid, en tenslotte in het hemelse licht. Daar de Heer gelijk een ander mens is geboren, en evenals een ander mens onderricht moest worden, moest Hij ook de wetenschappelijke dingen aanleren. En dit werd uitgebeeld en aangeduid door Abrams vreemdelingschap in Egypte. En dat de onnuttige wetenschappelijke dingen Hem tenslotte verlieten, werd ook uitgebeeld, namelijk daarmede dat Farao vanwege hem zijn mannen opdroeg hem, en zijn vrouw en al wat hij had, heen te zenden (vorige hoofdstuk, vers 20). Dat echter de lusten, die tot de dingen van de wil behoren en de zinnelijke, uiterste mens uitmaken, Hem verlieten, wordt in dit vers uitgebeeld door Loth, namelijk dat hij zich afscheidt van Abram, want Loth beeldt een dergelijk mens uit.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl