Van Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #802

Bestudeer deze passage

  
/ 962  
  

802. Er wordt gezegd dat vanuit de godsdienstige overtuiging dat onder de stad Babylon wordt verstaan: de echtbreuk en de ontwijding, is van alle waarheid van het Woord en vandaar van al het heilige van de Kerk; en in het voorgaande is meermalen gezegd, dat dit godsdienstige niet slechts de goede en de ware dingen van het Woord heeft geschonden, maar die ook heeft ontwijd, en dat daarom Babel in het Woord betekent, de ontwijding van het heilige.

Nu zal worden gezegd hoe die ontwijding heeft plaatsgevonden en plaatsvindt; eerder is gezegd: de liefde van heersen, vanuit de eigenliefde over de heilige dingen van de Kerk en over de hemel en zo dus over alle Goddelijke dingen van de Heer, is de duivel; omdat nu die heerschappij als einddoel, is gezeteld in de gemoederen van hen die dat godsdienstige hebben gevestigd, zo hebben zij niet anders kunnen doen dan de heilige dingen van het Woord en van de Kerk ontwijden.

Neem aan dat die liefde, de duivel dus, innerlijk in iemands gemoed zetelt, zoals elke regerende liefde doet, en stel een of ander Goddelijk Ware uitwendig voor diens ogen, zal hij dit dan niet verscheuren, ter aarde werpen en het vertrappen, en in de plaats ervan een valsheid erbij halen dat met hem samenstemt?

De liefde van alle dingen van de wereld te bezitten, is de satan, en de duivel en de satan treden als één op, zoals door een verdrag verbonden, bij die personen die door de ene liefde in de andere zijn.

Hieruit kan men opmaken, vanwaar het is, dat met Babylon in het Woord de ontwijding wordt aangeduid; als voorbeeld: men legt aan die liefde, die de duivel is, deze Goddelijke Waarheid voor, dat God alleen vereerd en aanbeden moet worden, en niet enig mens, en dat zo het stedehouderschap een verzinsel en een verdichtsel is dat moet worden verworpen; evenzo deze waarheid: dat dode mensen aanroepen, voor hun beelden neerknielen, deze beelden en hun beenderen kussen, iets louter schandelijk afgodisch is, dat ook moet worden verworpen.

Zal die liefde, die de duivel is, deze twee waarheden niet heftig in zijn toorn verwerpen, ertegen tekeergaan en ze uit elkaar scheuren?

Indien echter iemand tot die liefde, die de duivel is, zou zeggen, dat de hemel openen en sluiten of ontbinden en binden en dus zo de zonden vergeven, wat hetzelfde is als hervormen en wederverwekken en zo de mens verlossen en zaligen, zuiver Goddelijk is, en dat de mens zonder ontwijding niet voor zich enig Goddelijke kan opeisen, en dat Petrus het ook niet voor zichzelf heeft opgeëist, en daarom ook niet iets dergelijks heeft uitgeoefend en bovendien, dat die opvolging een verzinsel uit die eigenliefde is; en eveneens de overdracht van de Heilige Geest van de ene mens op de andere; zou dan niet die liefde die de duivel is en deze dingen heeft gehoord, de spreker met banvloeken treffen en in het vuur van zijn woede bevel geven hem aan de inquisiteur over te leveren en hem in de kerker van de verdoemden te werpen?

Indien iemand nog verder zou zeggen: hoe kan het Goddelijk gezag van de Heer op u worden overgedragen en hoe kan de Goddelijkheid van de Heer worden gescheiden van Zijn Ziel en Lichaam?

Is het niet volgens uw geloof dat dit niet kan; hoe kan God de Vader Zijn Goddelijke Mogendheid overdragen op de Zoon, tenzij op de Goddelijkheid van Hem, hetgeen de ontvanger ervan is; hoe kan dit worden overgedragen aan de mens zodat het van hem wordt, behalve eendere dingen meer.

Zou die liefde die de duivel is en deze dingen gehoord heeft, niet zwijgen, innerlijk in woede ontsteken, met de tanden knarsen en uitroepen:

‘Weg met hem, kruisig hem, kruisig hem, gaat heen, gaat heen, u allen om de grote ketter te zien, en om zich aan hem te verlustigen’.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Psalm 135:3

Studie

       

3 Looft den HEERE, want de HEERE is goed; psalmzingt Zijn Naam, want Hij is liefelijk.

De Bijbel

 

Psalm 116:19

Studie

       

19 In de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah!