Studie
20 Maar zij zeide tot henlieden: Noemt mij niet Naomi, Noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan.
29 Het ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder vader heeft tot mij gisteren nacht gesproken, zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad.