De Bijbel

 

Psalm 45:15

Studie

       

15 In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9139

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

9139. Wanneer een man een veld of een wijngaard tot woestheid zal gesteld hebben; dat dit de beroving van het goede en het ware van de Kerk door de begeerten betekent, staat vast uit de betekenis van tot woestheid stellen, namelijk beroven door begeerten, nr. 9141; uit de betekenis van het veld, namelijk de Kerk ten aanzien van het goede, nrs. 2791, 3766, 4982, 7502, dus het goede van de Kerk; en uit de betekenis van de wijngaard, namelijk de Kerk ten aanzien van het ware, dus het ware van de Kerk.

Dat het veld de Kerk is ten aanzien van het goede, komt omdat de dingen die van het veld zijn, zoals tarwe en gerst, de innerlijke en de uiterlijke goedheden van de Kerk betekenen, nrs. 3941, 7602, 7605; en dat de wijngaard de Kerk is ten aanzien van het ware, komt omdat de wijn, die van de wijngaard is, het ware van het goede betekent, nrs. 1071, 6377.

Dat het veld en de wijngaard dit betekenen, ontleent de oorsprong aan de uitbeeldingen in de geestelijke wereld; want voor de geesten verschijnen velden vol tarwe en gerst, wanneer de engelen, die in een hogere hemel zijn, een gesprek hebben over een gezelschap dat in het goede is; en er verschijnen wijngaarden vol druiven, met wijnpersbakken daar, wanneer de engelen een gesprek hebben over een gezelschap dat in het ware van het goede is.

Die uitbeeldingen zijn niet daarvandaan dat zulke dingen op aarde zijn, maar vanwege de overeenstemmingen, namelijk dat tarwe en gerst of het brood daaruit, het lichaam voeden, zoals het goede van de liefde en van de naastenliefde de ziel voedt en de wijn eender als drank.

Vandaar komt het dat het goede van de liefde en de waarheden van het geloof in het Woord spijzen en dranken worden genoemd; zij zijn ook in die zin hemelse spijzen en dranken, nrs. 56-58, 680, 681, 1973, 1974, 4459, 4792, 5147, 5293, 5576, 5579, 5915, 8562.

Dat de wijngaard de Kerk is ten aanzien van het goede en het ware van het geloof, die de geestelijke Kerk wordt genoemd, staat vast uit de plaatsen in het Woord waar dit wordt genoemd, zoals bij Jeremia: ‘Vele herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben Mijn veld vertreden; zij hebben het veld van het verlangen tot een woestijn der verlatenheid gebracht; hij heeft de wijngaard tot verlatenheid gesteld’, (Jeremia 12:10,11), waar de wijngaard en het veld klaarblijkelijk staan voor de Kerk; en omdat de Kerk de Kerk is krachtens het ware en het goede van het geloof en van de naastenliefde, is het duidelijk dat de wijngaard daar de Kerk is ten aanzien van het ware en het veld ten aanzien van het goede.

Bij Jesaja: ‘Jehovah komt ten gerichte met de ouderen van Zijn volk en de vorsten ervan; gij hebt de wijngaard aangestoken’, (Jesaja 3:14); hier eveneens de wijngaard klaarblijkelijk voor de Kerk ten aanzien van het goede en het ware van het geloof; de ouderen immers, met wie Jehovah in het gericht zal komen, zijn de goedheden van de Kerk, nrs. 6524, 6525 en de vorsten zijn haar waarheden, nr. 5044.

Bij dezelfde: ‘Ik zal mijn Beminde een lied van mijn vriend zingen van Zijn wijngaard; een wijngaard had Mijn Beminde in de hoorn van de zoon der olie, die Hij omheinde en beplantte met een edele wijnstok’, (Jesaja 5:1,2); hier over de Heer, Die de Beminde en de Vriend is; de wijngaard is Zijn geestelijke Kerk, de edele wijnstok is het goede van het geloof van die Kerk, de hoorn van de zoon der olie is het goede van het geloof van die Kerk uit het goede van de liefde.

Wie niets weet over de innerlijke zin van het Woord, kan geenszins weten, wat de wijngaard in de hoorn van de zoon der olie betekent, in die worden schuilt niettemin zo’n verborgenheid, dat zij niet met woorden kan worden uitgedrukt; daarmee wordt beschreven de volle verbinding van het geestelijk rijk van de Heer met Zijn hemels rijk, dat wil zeggen, de verbinding van de tweede hemel met de derde, dus de verbinding van het goede van het geloof in de Heer, dat is van het geestelijk rijk, met het goede van de liefde tot de Heer, dat is van het hemels rijk ; de wijngaard is het geestelijk rijk; in de hoorn is in de macht, dus daarin; de zoon der olie is het uiterlijk goede van de liefde van het hemels rijk; het hemels rijk, dat de binnenste hemel van de Heer is, wordt de olijfboom of de olijfgaarde genoemd, omdat de olie het goede van de hemelse liefde is, nrs. 886, 4582, 4638.

Men moet weten dat het rijk van de Heer op aarde de Kerk is.

Dat er twee rijken zijn: het hemels rijk en het geestelijk rijk en dat het geestelijk rijk de tweede hemel uitmaakt en het hemels rijk de derde hemel, zie de nrs. 3887, 4138, 4279, 4286; over de verbinding ervan, nr. 6435.

Bij dezelfde: Te dien dage een wijngaard van onvermengde wijn; antwoord dien, Ik, Jehovah, ben behoedende die; alle ogenblikken zal Ik die besproeien’, (Jesaja 27:2,3); de wijngaard van onvermengde wijn staat voor de geestelijke Kerk.

Bij Amos: ‘In alle wijngaarden zal rouwklage zijn; Ik zal door u heengaan; wee hun die de dag van Jehovah verlangen; wat zal ulieden de dag van Jehovah zijn; die is er een van duisternis en niet van licht’, (Amos 5:17,18); daar over de laatste tijd van de Kerk, wanneer er niet langer het goede en het ware van het geloof is; welke tijd de dag van Jehovah is, een van duisternis en niet van licht; vandaar wordt er gezegd: in alle wijngaarden zal rouwklage zijn.

Bij Johannes in de Openbaring: ‘De engel zond zijn sikkel tot de aarde en hij wijnoogstte de wijnstok van de aarde en wierp in de grote wijnpersbak van de toorn van God’, (Openbaring 14:18,19); de wijnstok van de aarde wijnoogsten, is het ware en het goede van de Kerk verteren, de aarde is hier de Kerk.

Hieruit kan vaststaan, vanwaar het komt, dat de Heer zo vaak het koninkrijk der hemelen heeft vergeleken met een wijngaard, zoals bij (Mattheüs 20:1; 21:28,29,33-41; Markus 12:1-13); en vanwaar het komt dat de Heer Zich een Wijnstok heeft genoemd, bij Johannes: ‘Gelijk als de rank niet vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok gebleven zal zijn, aldus ook gij niet, zo gij in Mij niet zult gebleven zijn; Ik ben de Wijnstok, gij de ranken; zonder Mij kunt gij niet wat ook doen’, (Johannes 15:1) e.v.

De Wijnstok is het geloof in de Heer, dus de Heer ten aanzien van het geloof, want de Heer is het geloof omdat het geloof uit Hem is; het geloof immers is niet het geloof dan alleen dat wat uit Hem is, vandaar komt het ook dat de wijnstok het geloof is dat in Hem is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3941

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3941. Ruben ging in de dagen van de tarweoogst; dat dit het geloof betekent ten aanzien van de staat van zijn liefde en naastenliefde, staat vast uit de uitbeelding van Ruben, namelijk het geloof dat het eerste van de wederverwekking is, waarover de nrs. 3861, 3866;

uit de betekenis van de dagen, namelijk de staten, waarover de nrs. 23, 487, 488, 493, 893, 2788, 3462 3785;

uit de betekenis van de tarwe, namelijk de liefde en de naastenliefde, waarover hierna; vandaar is de tarweoogst de zich ontwikkelende staat van de liefde en van de naastenliefde. Met de vier zonen van Jakob uit de dienstmaagden werd gehandeld over de middelen van de verbinding van de uiterlijke mens met de innerlijke; nu wordt gehandeld over de verbinding van het goede en ware door de overige zonen en daarom eerst over de dudaïm, waarmee deze verbinding of het echtelijke wordt aangeduid. Dat de tarweoogst de zich ontwikkelende staat van de liefde en van de naastenliefde is, komt omdat het veld de Kerk betekent, dus de dingen die van de Kerk zijn en de zaden die in het veld worden gezaaid, betekenen die dingen die van het goede en ware zijn en de dingen die daaraan ontspruiten, als tarwe, gerst en zo meer en die dingen die van de liefde en van de naastenliefde en ook van het geloof zijn; de staten van de Kerk ten aanzien van die dingen worden daarom met de zaaiing en de oogst vergeleken en tevens zaaiing en oogst genoemd, zoals in (Genesis 8:22) en nr. 932.

Dat de tarwe die dingen is die van de liefde en de naastenliefde zijn, kan ook vaststaan uit de volgende plaatsen, bij Mozes:

‘Jehovah doet hem rijden op de hoge dingen der aarde en spijst hem met de inkomst der velden, Hij doet hem honing zuigen uit de steenrots en olie uit de klei der rots, boter van het grootvee en melk van het kleinvee, met het vet der lammeren en van de rammen, van de zonen van Basan en der bokken, met het vet der nieren der tarwe en het druivenbloed drinkt gij als pure wijn’, (Deuteronomium 32:13, 14);

daar wordt in de innerlijke zin gehandeld over de Oude Kerk en over haar staat toen zij was geïnstaureerd; alle dingen van de liefde en de naastenliefde en alle dingen van het geloof die daar waren, worden met aanduidende dingen beschreven; het vet der nieren der tarwe is het hemelse van de liefde en van de naastenliefde en omdat het vet of de vettigheid het hemelse betekent, nr. 353 en de tarwe de liefde, worden zij daarom hier en daar in het Woord verbonden; zoals ook bij David:

‘Och, dat Mijn volk Mij gehoorzaamde, Israël, dat zij wandelden in Mijn wegen, Hij zou hen spijzigen met het vet der tarwe en Ik zal hen verzadigen met honing uit de rots’, (Psalm 81:13, 16);

en elders bij dezelfde:

‘Jehovah, die uw grens vrede stelt, met het vet der tarwe verzadigt Hij u’, (Psalm 147:14). Dat de tarwe de liefde en de naastenliefde is, bij Jeremia:

‘Vele herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben het aandeel van Mijn veld vertreden, zij hebben het aandeel van Mijn veld teruggebracht tot een woestijn der verlatenheid; op alle heuvels in de woestijn zijn de verwoesters gekomen, omdat het zwaard van Jehovah verteert van het einde des lands tot aan het einde des lands; geen vrede voor enig vlees; zij hebben tarwe gezaaid en hebben doornen geoogst’, (Jeremia 12:, 10, 12, 13);

de wijngaard en het veld staat voor de Kerk , de woestijn van de verlatenheid voor de verwoesting van de Kerk; het verterende zwaard voor de verwoesting van het ware, geen vrede voor geen goede dat aandoet, tarwe zaaien voor de goede dingen die van de liefde en van de naastenliefde zijn, doornen oogsten voor de boze en valse dingen die van de liefde van zich en van de wereld zijn; dat de wijngaard de geestelijke Kerk is, nr. 1069;

dat het veld de Kerk ten aanzien van het goede is, nr. 2971;

de woestijn de verwoesting, nrs. 1927, 2708; het verterende zwaard de verwoesting van het ware, nr. 2799;

de vrede het goede dat aandoet, nr. 3780.

Bij Joël:

‘Het veld is verwoest, de aardbodem treurt, omdat het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie verflauwt; de akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers hebben gehuid om de tarwe en om de gerst, omdat de oogst des velds is vergaan; omgordt u en klaagt, gij priesters, huilt, gij bedienaars des altaars’, (Joël 1:10, 11, 13);

dat het hier de staat van de verwoeste Kerk is die hier beschreven wordt, is voor eenieder duidelijk; dus dat het veld en de aardbodem de Kerk is, het koren haar goede en de most het ware, nr. 3580;

de tarwe de hemelse liefde, de gerst de geestelijke liefde; en omdat over de staat van de Kerk wordt gehandeld, wordt gezegd: omgordt u en klaagt, gij priesters en huilt, gij bedienaars des altaars.

Bij Ezechiël:

‘De Geest van Jehovah tot de profeet: Neem gij voor u tarwe en gerst en bonen en linzen en heerse en spelt en doe die in een enkel vat en maak die u tot brood, met drek van des mensen afgang zult gij een koek voor hun ogen maken; alzo zullen de zonen Israëls hun onrein brood eten’, (Ezechiël 4:9, 12, 13);

daar over de ontwijding van het goede en ware; tarwe, gerst, bonen, linzen, heerse en spelt voor de geslachten van het goede en van het ware daaruit; het brood daaruit of de koek met drek van menselijke afgang voor de ontwijding van alle dingen ervan.

Bij Johannes:

‘Ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat had een weegschaal in zijn hand; ik hoorde een stem uit het midden van de vier dieren, zeggende: Een maatje tarwe voor een penning en drie maatjes gerst voor een penning; maar beschadig de olie en de wijn niet’, (Openbaring 6:5, 6), waar ook over de verwoesting van het goede en ware wordt gehandeld; een maatje tarwe voor een penning, wil zeggen dat de liefde zo schaars is; drie maatjes gerst voor een penning, wil zeggen dat de naastenliefde zo schaars is.

Bij Ezechiël:

‘Jehudah en het land Israëls waren uw kooplieden, in tarwe van Miniet en pannag [zoetigheden] en honing en olie, en balsem hebben zij uw koophandels gesteld’, (Ezechiël 27:17), waar over Tyrus, waarmee de erkentenissen van het goede en ware worden aangeduid; de goede dingen van de liefde en van de naastenliefde en de gelukzalige dingen ervan zijn de tarwe van Miniet en pannag en honing, olie, balsem; Jehudah is de hemelse Kerk, het land Israël de geestelijke Kerk, waaruit die dingen zijn; de koophandels zijn de verwervingen.

Bij Mozes:

‘Een land van tarwe en gerst en van wijnstok en vijgenboom en van granaatappel, een land van olijf, olie en honing’, (Deuteronomium 8:8), een beschrijving van het land Kanaän, dat in de innerlijke zin het rijk van de Heer is, nrs. 1413, 1437, 1585, 1607, 3038, 3705;

de goede dingen van de liefde en van de naastenliefde zijn daar de tarwe en de gerst, de goede dingen van het geloof zijn de wijnstok en de vijgenboom.

Bij Mattheüs:

‘Wiens wan in Zijn hand is en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren; en Hij zal Zijn tarwe in de schuur verzamelen, maar Hij zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden’, (Mattheüs 3:12), dit zegt Johannes de Doper over de Heer; de tarwe voor de goede dingen van de liefde en van de naastenliefde, het kaf voor de dingen waarin niets van het goede is.

Bij dezelfde:

‘Laat ze beide tezamen opwassen tot de oogst en in de tijd van de oogst zal Ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in busselen om het te verbranden, maar vergadert de tarwe in Mijn schuur’, (Mattheüs 13:30);

het onkruid voor de boze en valse dingen, de tarwe voor de goede dingen; het zijn vergelijkingen, maar de vergelijkingen in het Woord vinden plaats door aanduidende dingen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl