6705. De Ouden rangschikten de naaste in klassen; en elke klasse noemden zij naar de namen van degenen die in de wereld meer dan de overigen hulpbehoevend verschijnen; en zij leerden hoe de naastenliefde moest worden uitgeoefend jegens hen die in de ene klasse waren en jegens hen die in een andere waren; en zo stelden zij in volgorde een leer op en daarnaar stelden zij hun leven in; vandaar bevatte de leer van hun Kerk de wetten van het leven; en daaruit zagen zij hoedanig de een en de ander een mens van de Kerk was, die zij broeder noemden, maar met een onderscheid in de innerlijke zin volgens de uitoefeningen van de naastenliefde naar de echte leer van de Kerk of naar een leer die door henzelf veranderd was; eenieder verdedigt immers, omdat hij onberispelijk wil verschijnen, zijn leven en daarom ontvouwt hij of verandert hij de wetten van de leer ten gunste van zichzelf.