De Bijbel

 

Genesis 1:5

Studie

       

5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #42

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

42. Vers 21. En God schiep de grote walvissen en alle levende kruipende ziel, welke de wateren voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag dat het goed was.

Vissen, zoals gezegd, betekenen verworven kennis, welke nu bezield is door het geloof dat van de Heer komt, en dus levend is. Walvissen betekenen het algemene van de kennis, waaraan het bijzondere ondergeschikt is en waardoor het bestaat; er bestaat in het heelal niets hoegenaamd dat niet onder enig algemeen verband valt, want het heeft tot doel, dat het bestaat en bestaan blijft.

Bij de profeten wordt hier en daar melding gemaakt van walvissen of zeemonsters en zij betekenen daar het algemene van de kennis. Farao, de koning van Egypte, door wie menselijke wijsheid of inzicht wordt uitgebeeld, dat wil zeggen: de wetenschap in het algemeen, wordt een grote walvis genoemd, zoals bij Ezechiël:

‘Zie, Ik ben tegen u, o Farao, koning van Egypte, gij grote walvis, die in het midden van uw rivieren ligt, die daar zegt: de rivier is van mijzelf, en ik heb mijzelf gemaakt’, (Ezechiël 29:3);

en elders:

‘Hef een klaaglied op over Farao, de koning van Egypte, en zeg tot hem: en gij waart als een walvis in de zeeën, en braakt voort in uw rivieren, en beroerdet de wateren met uw voeten’, (Ezechiël 32:2). Hiermee worden degenen aangeduid, die de geheimenissen van het geloof willen binnendringen door middel van de verworven kennis, dus uit zichzelf.

Bij Jesaja:

‘Te dien dage zal Jehovah, met Zijn hard, en groot en sterk zwaard, bezoeken de Leviathan, de vluchtende slang, en de gekronkelde slang, en Hij zal de walvissen die in de zee zijn, doden’, (Jesaja 27:1). Met het doden van de walvissen in de zee wordt bedoeld, dat men zelfs de algemene dingen niet weet.

Bij Jeremia:

‘Nebukadnezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij gesteld als een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een walvis, hij heeft zijn buik gevuld van mijn lekkernijen, hij heeft mij verdreven’, (Jeremia 51:34). Waaronder verstaan wordt dat hij de erkentenissen van het geloof - hier lekkernijen - zo verslonden heeft, zoals de walvis Jonas, waar walvis staat voor hen, die het algemene van de geloofserkentenissen als verzamelde kennis bezitten en op die wijze handelen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl