De Bijbel

 

Ezechiël 46:12

Studie

       

12 En als de vorst een vrijwillig offer zal doen, een brandoffer of dankofferen tot een vrijwillig offer den HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer en zijn dankofferen doen, gelijk als hij zal gedaan hebben op den sabbatdag; en als hij weder uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan zal zijn.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7839

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7839. Een zoon van een jaar zult gij hebben; dat dit de volle staat betekent, staat vast uit de betekenis van de zoon, namelijk het ware, waarover de nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 2803, 2813, 3373, 3704; en uit de betekenis van het jaar, namelijk een volledige periode van aanvang tot einde, nr. 2906; dus een volle staat.

Wat een volle staat is moet worden gezegd: een staat wordt vol genoemd, wanneer het goede zodanig is dat er niets ontbreekt voor de opname van de invloeiing van de onschuld; de met het goede van de naastenliefde verbonden waarheden van het geloof maken dat het zodanig is; het geestelijk goede immers neemt van de waarheden van het geloof zijn hoedanigheid aan; dit wordt hier verstaan onder de volle staat, die wordt aangeduid met de zoon van een jaar.

De staat is echter niet vol, wanneer de waarheden nog niet het goede hebben gekwalificeerd zodat dit de overeenstemmende staat van de onschuld kan opnemen; dan eerst wordt die staat vol, wanneer vanuit het goede het ware wordt beoogd; en hij is dan nog niet vol wanneer vanuit het ware het goede wordt beoogd; in deze staat zijn zij die worden wederverwekt; in eerdergenoemden echter zijn zij die zijn wederverwekt; eerdergenoemden zijn in het ware waardoor het goede is; de laatstgenoemden zijn in het ware dat uit het goede is; of de eerdergenoemden zijn in de gehoorzaamheid van het ware, laatstgenoemden echter in de aandoening van het ware te doen; en daarom zijn eerdergenoemden mensen van de uiterlijke Kerk en laatstgenoemden van de innerlijke Kerk.

Omdat met de zoon van een jaar de volle staat werd aangeduid, werd er daarom zo vaak bevolen, dat een lam of een bokje, de zoon van een jaar, zou geofferd worden, zoals in (Exodus 29:38; Leviticus 9:3; 12:6; 14:10; 23:12,18,19; Numeri 6:12; 7:15, 87,88; 15:27; 28:9,11) en waar gehandeld wordt over de nieuwe tempel bij Ezechiël: ‘De vorst zal een lam, de zoon van een jaar, volkomen, toebereiden ten brandoffer, dagelijks, voor Jehovah, iedere morgen zal hij het toebereiden’, (Ezechiël 46:13); waar onder de nieuwe tempel het geestelijk rijk van de Heer wordt verstaan, onder de vorst zij die in echte waarheden zijn en daaruit in het goede; onder het brandoffer uit een lam, de eredienst van de Heer uit het goede van de onschuld; en onder de zoon van een jaar de volle staat.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #489

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

489. Dat zonen en dochters de waarheden en goedheden betekenen, welke zij innerlijk gewaar werden, en wel de zonen de waarheden en de dochters de goedheden, kan uit zeer veel plaatsen bij de profeten blijken; want de ontvangenissen en de geboorten van de Kerk zijn in het Woord, als bij de Ouden, zonen en dochters genoemd, zoals bij Jesaja:‘De heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans van uw opgang; hef uw ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen aan uw zijde gevoed worden; dan zult gij het zien en samenvloeien. en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden’, (Jesaja 60:3, 4, 5);

waar de zonen voor de waarheden en de dochters voor de goedheden staan.

Bij David:

‘Ontzet mij en red mij van de hand van de zonen van de vreemdeling, van wie de mond ijdelheid spreekt; onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een tempel’, (Psalm 144:11, 12);

de zonen van de vreemdeling voor onechte waarheden of valsheden; onze zonen voor de leerstellingen van het ware, onze dochters voor de leerstellingen van het goede.

Bij Jesaja:

‘Ik zal zeggen tot middernacht: geef, en tot de middag, houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters tot het uiteinde van de aarde, breng voort het blinde volk, dat ogen heeft, en de doven, die oren hebben’, (Jesaja 43:6, 8);

hier staan de zonen voor de waarheden, de dochters voor de goedheden; de blinden voor hen, die de waarheden zullen zien; de doven voor hen, die zullen gehoorzamen.

Bij Jeremia:

‘De schaamte heeft de arbeid van onze vaderen opgegeten, van onze jeugd aan; hun kleine en hun grote vee, hun zonen en hun dochters’, (Jeremia 3:24);

zonen en dochters voor de waarheden en de goedheden. Dat kinderen en zonen voor de waarheden staan, bij Jesaja:

‘Nu zal Jakob niet beschaamd worden, en nu zullen zijn aangezichten niet verbleken, want als hij zijn kinderen zal zien, het werk van Mijn handen, zullen zij in het midden van hem Mijn Naam heiligen, en zullen de Heilige Jakobs heiligen, en de God van Israël vrezen, en die dwalende van geest zijn, zullen inzicht hebben’, (Jesaja 29:22, 23, 24);

de Heilige Jakobs, God van Israël voor de Heer, kinderen voor de wedergeborenen, die inzicht in het goede en ware hebben, zoals de tekst het zelf verklaart.

Bij dezelfde:

‘Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt, want de zonen van de verlatene zijn meer dan de zonen van de getrouwde’, (Jesaja 54:1);

zonen van de verlatene voor de waarheden van de oorspronkelijke kerk of die van de heidenen, zonen van de getrouwde voor de waarheden van de Joodse Kerk.

Bij Jeremia:

‘Mijn tent is verstoord, en al mijn banden zijn verscheurd; mijn zonen zijn van mij uitgegaan en zij zijn er niet’, (Jeremia 10:20);

zonen voor waarheden.

Bij dezelfde:

‘Zijn zonen zullen zijn als eertijds, en hun gemeente zal voor Mij bevestigd worden’, (Jeremia 30:20);

voor de waarheden van de Oude Kerk.

Bij Zacharia:

‘Ik zal uw zonen, O Zion, opwekken, met uw zonen, o Javan en Ik zal u stellen als het zwaard van een machtige’, (Zacharia 9:13);

voor de waarheden van het geloof uit de liefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl