Goddelijke Voorzienigheid #190

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

190. Er zijn vele bestendige dingen die geschapen werden opdat de onbestendige dingen kunnen bestaan. De bestendige dingen zijn de vastgestelde wisselingen van op- en ondergang van de zon en de maan, en eveneens van de sterren; er zijn de verduisteringen ervan door de posities ertussen, die eclipsen worden genoemd; er zijn de warmten en de lichten daaruit; er zijn de jaargetijden, die lente, zomer, herfst en winter worden genoemd, en de tijden van de dag die morgen, middag, avond en nacht zijn, er zijn eveneens atmosferen, de wateren, de landen in zich geschouwd; er is het groeivermogen in het plantenrijk en eveneens het teelvermogen in het dierenrijk; voorts de dingen die hier vanuit bestendig geschieden, als zij overeenkomstig de wetten van de orde in de daad worden gebracht. Deze en meer andere dingen zijn uit de schepping en daarin is voorzien opdat oneindige verschillende dingen kunnen bestaan. De verschillende dingen immers kunnen niet bestaan tenzij in de bestendige, vastgestelde en zekere dingen. Maar laten voorbeelden deze dingen toelichten: de verschillende dingen van de plantengroei zijn niet mogelijk indien niet de op- en ondergang van de zon en de warmten en de lichten daaruit bestendig waren. De harmonieën zijn van een oneindige verscheidenheid, maar zij zouden niet mogelijk zijn indien niet de atmosferen in haar wetten en de oren in hun vorm bestendig waren. De verscheidenheden van het gezicht, die ook oneindig zijn, zouden niet mogelijk zijn, indien niet de ether in zijn wetten en het oog in zijn vorm bestendig waren. Dit geldt ook voor de kleuren indien niet het licht bestendig was. Iets dergelijks is het geval met het denken, spreken en handelen, hierin is ook een oneindige verscheidenheid en ze zouden ook niet mogelijk zijn indien niet de organische dingen van het lichaam bestendig waren. Moet niet het huis bestendig zijn opdat de verschillende dingen daarin door de mens gedaan kunnen worden, evenzo de tempel, opdat daarin de verschillende erediensten, de preken, de onderrichtingen en de overpeinzingen van de vroomheid kunnen plaatsvinden, zo ook in de overige dingen. Voor wat betreft de verscheidenheden zelf, die in de bestendige, vastgestelde en zekere dingen optreden, die gaan tot in het oneindige en hebben geen einde en toch kan er niet een geheel en al dezelfde als de andere zijn in alle en de afzonderlijke dingen van het heelal en kan er ook niet zijn in de achtereenvolgende dingen tot in het eeuwige. Wie anders beschikt die tot in het oneindige en de, tot in de eeuwige, voortgaande verscheidenheden, zodat die in de orde zijn, dan Hij die de bestendige dingen heeft geschapen met het doel dat zij daarin zouden bestaan. Wie kan de oneindige verscheidenheden van het leven bij de mensen beschikken, dan Hij die het Leven zelf is, dat wil zeggen, de Liefde zelf en de Wijsheid zelf. Kunnen zonder Zijn Goddelijke Voorzienigheid, zodat zij zoals een voortdurende schepping is, de oneindige aandoeningen en de gedachten daaruit van de mensen en zo de mensen zelf, beschikt worden zodat zij één maken, de boze aandoeningen en de gedachten daaruit één duivel, die de hel is, en de goede aandoeningen en de gedachten daaruit één Heer in de hemel? Dat de algehele engelenhemel in de aanblik van de Heer zoals één Mens is, die Zijn beeld en gelijkenis is en dat de algehele hel in het tegenovergestelde is zoals één monster-mens werd enige malen eerder gezegd en getoond. Deze dingen werden gezegd omdat sommige natuurlijke mensen ook vanuit de bestendige en vastgestelde dingen, die noodzakelijkheden zijn te dien einde dat de verschillende dingen daarin kunnen bestaan, de argumenten van hun waanzin halen ten gunste van de natuur en ten gunste van de eigen voorzichtigheid.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl