스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3201

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4154

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

4154. En hij ging uit de tent van Lea en hij kwam in de tent van Rachel; dat dit het heilige van dat ware betekent, staat vast uit wat kort hiervoor is gezegd. Met de ware dingen is het evenzo gesteld als met de goede dingen, namelijk dat er uiterlijke en innerlijke zijn; want er is een innerlijk mens en een uiterlijk mens; het zijn de goede en ware dingen van de innerlijke mens die de innerlijke goede en ware dingen worden genoemd en van de goede en ware dingen van de uiterlijke mens wordt gezegd uiterlijk goede en ware dingen; de goede en ware dingen van de innerlijke mens zijn van drievoudige graad, zodanig als zij in de drie hemelen zijn; de goede en ware dingen van de uiterlijke mens zijn ook van drievoudige graad en zij stemmen overeen met de innerlijke; want er zijn goede en ware dingen als middel tussen de innerlijke en uiterlijke mens, of bemiddelende goede en ware dingen, want zonder middelen of bemiddelende dingen is er geen verbinding; er zijn goede en ware dingen die de natuurlijke mens eigen zijn en deze worden de uiterlijke goede en ware dingen genoemd; en er zijn ook zinlijk goede en ware dingen en deze zijn van het lichaam, dus de buitenste; deze goede en ware dingen van drievoudige graad behoren tot de uiterlijke mens en zij stemmen, zoals gezegd, met even zovele goede en ware dingen van de innerlijke mens overeen, waarover, vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, elders. De goede en ware dingen van elke graad zijn tussen elkaar ten strengste onderscheiden en worden niet in het minst vermengd; de innerlijke zijn de samenstellende en de uiterlijke zijn de samengestelde; hoewel deze dingen tussen elkaar ten strengste onderscheiden zijn, verschijnen ze aan de mens toch niet als onderscheiden; wie een zinlijk mens is, ziet niet anders dan dat alle innerlijke dingen, ja zelfs de innerlijke dingen zelf, slechts zinlijke dingen zijn; want hij ziet vanuit de zinlijke dingen, dus vanuit buitensten en vanuit buitensten kunnen innerlijke dingen nooit worden gezien, maar de buitensten worden wel gezien vanuit de innerlijke dingen; wie een natuurlijk mens is, dat wil zeggen wie vanuit de wetenschappelijke dingen denkt, weet niet anders dan dat de natuurlijke dingen van waaruit hij denkt, innerlijke dingen zijn, terwijl het toch uiterlijke dingen zijn. De innerlijke mens die vanuit analytische dingen die uit de natuurlijke wetenschappelijke dingen werden blootgelegd, oordeelt en besluit en gelooft evenzo dat zij de innerlijke dingen van de mens zijn, niettemin zijn zij beneden de redelijke dingen, dus ten opzichte van de echte redelijke dingen zijn zij uiterlijk of lager; zo is het gesteld met het begrip van de mens; deze dingen waarover nu gesproken is, zijn van de natuurlijke of uiterlijke mens in drievoudige graad; maar die dingen die van de innerlijke mens zijn, zijn zoals gezegd, ook in drievoudige graad, zodanig als zij in de drie hemelen zijn. Uit wat nu gezegd is, kan vaststaan hoe het gesteld is met de ware dingen die door de terafim worden aangeduid, dat zij niet gevonden werden in de tenten van Jakob, Lea en de dienstmaagden, maar in de tent van Rachel, dat wil zeggen, in het heilige van de aandoening van het innerlijk ware. Al het ware dat uit het Goddelijke is, is in het heilige, want het kan niet anders zijn, omdat het ware dat vanuit het Goddelijke is, heilig is; het wordt heilig genoemd vanwege de aandoening, dat wil zeggen, vanwege de liefde, die uit de Heer invloeit en maakt dat de mens door het ware wordt aangedaan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2145

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

2145. Dat de woorden ‘hij zat aan de deur van de tent’ het heilige betekenen, dat Hij toen had, namelijk het heilige van de liefde, dat door de warm wordende dag wordt aangeduid, waarover hierna, blijkt uit de betekenis van de tent, namelijk het heilige, waarover in de nrs. 414, 1102, 1566;

en de reden, waarom door de tenten de heilige dingen worden uitgebeeld, zie men daar. Aangezien de Heer toen in de innerlijke gewaarwording was, welke wordt aangeduid door de eikenbossen van Mamre, welke een lager redelijke, maar toch innerlijke gewaarwording is dan die welke door de eikenbossen van Moreh werd aangeduid, waarover in de nrs. 1442, 1443, wordt het hier daarmee uitgebeeld en daarmee dus aangeduid, dat hij aan de deur van de tent, dat wil zeggen, aan de ingang tot het heilige zat. Hoe het met de innerlijke gewaarwordingen is gesteld, namelijk dat die meer of minder innerlijk zijn, kan worden toegelicht door de gewaarwordingen van de Oudsten, van wie ik vernam, dat hoe meer zij verzonken waren in wetenschappelijkheden door de dingen, die voorwerpen van het gehoor en gezicht waren, des te lager hun gewaarwordingen waren, maar hoe meer zij hier bovenuit tot de hemelse dingen van de naastenliefde en van de liefde werden verheven, des te innerlijker zij waren, want zij waren de Heer dan dichter nabij.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl