스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3018

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

3018. Vers 2. En Abraham zei tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, de bedienaar van alles, wat hij had: Leg, ik bid u, uw hand onder mijn dij. Abraham zei tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, betekent de ordening en de invloeiing van de Heer in Zijn Natuurlijke, hetgeen ‘de knecht, de oudste van het huis’ is; de bedienaar van alles wat hij had, betekent de diensten van de natuurlijke mens; leg, ik bid u, uw hand onder mijn dij, betekent de verplichting daarvan ten aanzien van het vermogen tot het goede van de echtelijke liefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10235

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

10235. En maken zult gij een wasvat van brons; dat dit betekent het goede van de natuurlijke mens, waarin de zuivering is, staat vast uit de betekenis van het wasvat, waarin het water voor de wassing is, namelijk het natuurlijke van de mens, waarover hierna; en uit de betekenis van het brons, namelijk het goede ervan, nrs. 425, 1551.

In wat nu volgt wordt er gehandeld over de wassing en er wordt gezegd dat Aharon en zijn zonen hun handen en hun voeten zouden wassen wanneer zij binnentraden in de tent der samenkomst of wanneer zij naderden tot het altaar om te bedienen en elders wordt gezegd dat degenen die onrein zijn geworden zich en de klederen zouden wassen en dat zij zo rein zouden zijn.

Hieruit kan vaststaan dat de wassing de zuivering van de boosheden heeft uitgebeeld, dus de wassing van het lichaam en van de klederen de zuivering van het hart en van het gemoed.

Eenieder die vanuit enige verlichting denkt, kan zien, dat door de wassing niet de boosheden van het hart en van het gemoed waren afgewist, maar slechts het vuil van het lichaam en van de klederen en dat nadat dit was afgewist, toch de boosheden achterbleven en dat de boosheden geenszins door wateren konden worden afgespoeld, maar door de boetedoening.

Hieruit blijkt opnieuw, dat de dingen die bij de Israëlitische natie waren ingesteld, uiterlijke dingen zijn geweest die de innerlijke dingen hebben uitgebeeld en dat de innerlijke dingen de heilige dingen zelf van de Kerk bij hen waren en niet de uiterlijke dingen zonder die; maar dat die natie toch al het heilige in de uiterlijke dingen en niets in de innerlijke dingen heeft gesteld, staat vast uit de woorden van de Heer bij Mattheüs: ‘Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeërs, gij geveinsden, gij zuivert het uiterlijke van de drinkbeker en van de schotel, de innerlijke dingen echter zijn vol van roof en onmatigheid.

Gij blinde farizeeër, zuiver eerst het inwendige van de beker en van de schotel, opdat ook het uitwendige rein zal worden.

Gij maakt u de witgepleisterde graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinheid’, (Mattheüs 23:25-27; Markus 7:2-8; Lukas 11:39).

Dat het wasvat het natuurlijke betekent, is omdat met de wassing daarin de zuivering van de boosheden wordt aangeduid en deze zuivering vindt plaats in het natuurlijke en bovendien worden met de vaten in het algemeen de dingen aangeduid die van de natuurlijke mens zijn, nrs. 3068, 3079, 9394; aangezien het natuurlijke de ontvanger is van de geestelijke dingen die van de innerlijke mens zijn.

Onder het natuurlijke wordt het uiterlijke van de mens verstaan, dat wil zeggen, dat wat de uiterlijke mens wordt genoemd.

Het kan vreemd klinken, dat met het wasvat het natuurlijke van de mens wordt aangeduid; maar men moet weten dat in de innerlijke zin hier wordt gehandeld over de zuivering van de boosheden en het is de mens die gezuiverd wordt.

Daaruit volgt, dat er iets van de mens wordt aangeduid met dat waarin de wassing plaatsvond, waarmee de zuivering wordt aangeduid.

Dat dit het natuurlijke is, komt omdat daarin, zoals gezegd, de zuivering plaatsvindt.

Bovendien betekenden alle dingen die ter wille van de eredienst bij de Israëlitische en Joodse natie waren opgebouwd, dingen zijn van de hemel en de Kerk, dus zulke dingen die bij de mens zijn; want indien zij niet iets bij de mens hadden betekend, dan zouden zij niet iets hebben uitgebeeld.

Aangezien met het wasvat het natuurlijke van de mens wordt aangeduid, met de wateren in het wasvat de waarheden die van het geloof zijn en met de wassing de zuivering van de boosheden, kan men vandaar weten wat er was aangeduid met de ‘bronzen zee’ naast de tempel en eveneens met de twaalf ossen die haar droegen; evenzo wat met de tien overige wasvaten, die ook naast de tempel waren gesteld en met de daarin gegraveerde leeuwen, ossen en cherubim, voorts met de raderen zoals van een wagen daaronder.

Wat al deze dingen betekenden, is duidelijk wanneer bekend is wat wordt aangeduid met het wasvat, het water en de wassing en wanneer het bekend is, hoe het is gesteld met de zuivering van de boosheden bij de mens, want alle en de afzonderlijke dingen waren uitbeeldend voor de hemelse en de geestelijke dingen.

De door Salomo gemaakte en naast de tempel opgestelde bronzen zee wordt als volgt beschreven: ‘Hij maakte de gegotene zee, tien ellen van rand tot rand, rondom rond, vijf ellen de hoogte; en een snoer van dertig ellen omgaf haar rondom.

Kolokwinten beneden de rand waren rondomgaande, tien ellen omgevende de zee rondom.

Staande op twaalf ossen, drie schouwende het noorden en drie schouwende het westen en drie schouwende het zuiden en drie schouwende het oosten.

De zee echter was op die van boven en al hun achterliggende dingen waren inwaarts.

Haar dikte was een handpalm, haar rand naar het werk van de rand van een kelk, de bloem van een lelie.

Tweeduizend bath bevatte zij en de zee was gesteld aan de rechterschouder van het huis, naar het oosten tegenover het zuiden’, (1 Koningen 7:23-26,39).

Dit vat of dit wasbekken wordt de zee genoemd, omdat met de zee het wetenschappelijke in het algemeen wordt aangeduid en al het wetenschappelijke is van de natuurlijke mens.

Dat de zee het wetenschappelijke in het algemeen is, zie de nrs. 28, 2850, 8184; en dat het wetenschappelijke van de natuurlijke mens is, nrs. 1486, 3019, 3020, 3309, 3310, 5373, 6004, 6023, 6071, 6077, 9918.

Dat dit wasvat was naar het werk van de rand van een kelk, had als oorzaak dat met de kelk, de drinkschaal of de bokaal, ook het wetenschappelijke werd aangeduid dat van de natuurlijke of zinlijke mens is, nrs. 9557, 9996.

Met de twaalf ossen worden alle goedheden aangeduid van de natuurlijke en zinlijke mens in de samenvatting, aangezien zij in de plaats van een voetstuk waren en met het voetstuk wordt datgene aangeduid wat het laatste is en ondersteunt.

Dat twaalf alle dingen in een samenvatting is, zie de nrs. 3272, 3858, 3913; en dat de os het goede van de natuurlijke mens is, nrs. 2781, 9135.

Dat zij schouwden naar alle streken van de wereld, was omdat het goede van de natuurlijke mens de ontvanger is van alle dingen die vanuit de wereld invloeien, zowel die welke betrekking hebben op de goede dingen als die welke betrekking hebben op de ware dingen.

De diameter van tien ellen betekende het volle, nr. 3107 en de omtrek van dertig ellen betekende de volledige samenvatting, nr. 9082.

Tweeduizend bath betekenden de verbinding tussen het goede en het ware, dus de zuivering en de wederverwekking, want de wederverwekking is niets anders dan de verbinding van het goede en het ware.

Tweeduizend betekent hetzelfde als twee, want de vermenigvuldigde getallen betekenen iets eenders als de enkelvoudige waaruit zij zijn, nrs. 5291, 5335, 5708, 7973.

Dat twee de verbinding is, zie de nrs. 5194, 8423.

Dat de bronzen zee was opgesteld aan de rechterschouder naar het oosten tegenover het zuiden, betekende dat zij het was tot de Heer, want de Heer is het Oosten, nrs. 101, 9668; het huis of de tempel is de hemel en de Kerk, waar de Heer is, nr. 3720.

Hieruit kan nu vaststaan, wat met de bronzen zee werd aangeduid, dus wat met het wasvat, namelijk het natuurlijke van de mens, waarin de zuivering plaatsvindt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9394

해당 구절 연구하기

  
/ 10837  
  

9394. En deed het in bekkens; dat dit betekent bij de mens in de dingen van zijn geheugen, staat vast uit de betekenis van de bekkens, namelijk de dingen van het geheugen; dat de bekkens dit zijn, is omdat de vaten in het algemeen de wetenschappen betekenen, nrs. 1469,1496, 3068, 3079 en de wetenschappen niets anders dan zaken van het geheugen zijn; vandaar zijn de bekkens hier zulke dingen van het geheugen, waarin de Goddelijke waarheden zijn, die in het algemeen met het bloed worden aangeduid.

Wat de wetenschappen zijn ten opzichte van de waarheden en de goedheden van het leven bij de mens, zal in het kort worden gezegd; alle zaken die worden aangeleerd en in het geheugen weggelegd en daaruit tot het verstandelijk gezicht kunnen worden opgeroepen, worden wetenschappen genoemd en in zich zijn het de dingen die het verstandelijke of het natuurlijke van de uiterlijke mens samenstellen.

De wetenschappelijke dingen zijn, omdat zij erkentenissen zijn het gezicht van de innerlijke of redelijke mens, van dienst als een zekere spiegel om als het ware zulke dingen te zien die hem van dienst zijn; zij vallen immers onder de blik van de innerlijke mens, zoals de velden vol van kruiden, bloemen, gewassen en bomen van verschillend geslacht aandoen; of zoals tuinen die met verschillende objecten tot nut en tot verkwikking zijn versierd, voor de blik van de uiterlijke mens in de stoffelijke wereld; maar het innerlijk gezicht, dat het verstand is, ziet in de velden en tuinen van de dingen van zijn geheugen niets anders dan objecten die overeenkomen met de liefden waarin de mens is en eveneens die de beginselen begunstigen die hij liefheeft; waarom degenen die in de liefden van zich en van de wereld zijn, niets anders zien dan alleen zulke dingen die deze liefden begunstigen en die noemen zij waarheden en eveneens maken zij die door begoochelingen en schijnbaarheden eender aan de echte waarheden; en daarna zien zij die dingen die samenstemmen met de opgevatte beginselen, die de mens liefheeft omdat zij vanuit hemzelf zijn.

Daaruit blijkt, dat de wetenschappen en de erkentenissen, die zaken van het geheugen zijn, aan hen die in deze liefden zijn, als middelen van dienst zijn om de valsheden te bevestigen tegen de waarheden en de boosheden tegen de goedheden en om zo de ware en de goede dingen van de Kerk te vernietigen; vandaar komt het, dat de geleerden die zodanig zijn, meer waanzinnig zijn dan de eenvoudigen en bij zich ontkennen het Goddelijke, de voorzienigheid, de hemel, de hel, het leven na de dood en de waarheden van het geloof; wat overduidelijk blijkt uit de geleerden van de Europese wereld heden ten dage in het andere leven, waar een ontzaglijk aantal van hen in de grond van hun hart godsloochenaars zijn, want in het andere leven spreken hun harten en niet de monden.

Hieruit kan nu vaststaan welk nut de erkentenissen en de wetenschappen hebben voor hen die uit de verkwikkingen van de liefden van zich en van de wereld denken.

Maar het is geheel anders gesteld bij degenen die denken vanuit de verkwikkingen van de hemelse liefden, dus de liefde tot de Heer en jegens de naaste; deze mensen zien en kiezen, omdat hun denken wordt geleid door de hemel uit de Heer, niets anders in de velden en tuinen van de dingen van hun geheugen, dan de dingen die overeenkomen met de verkwikkingen van die liefden en samenstemmen met de leerstellingen van hun Kerk, die zij liefhebben; voor hen zijn de dingen van het geheugen zoals hemelse paradijzen en zij worden eveneens uitgebeeld door en in het Woord aangeduid met paradijzen, nr. 3220.

Verder moet men weten, dat de wetenschappelijke dingen of die zaken van het geheugen, wanneer die van het leven van de mens worden, uit het uiterlijk geheugen verdwijnen, zoals de gebaren, de handelingen, de gesprekken, de bespiegelingen, de bedoelingen, in het algemeen de gedachten en de aandoeningen bij de mens gebruikelijk zijn, wanneer die door aanhoudend gebruik of gewoonte als het ware spontaan en natuurlijk worden, maar geen andere dingen worden van het leven van de mens, dan alleen die welke binnenkomen in de verkwikkingen van zijn liefden en die vormen, dus die in zijn wil binnentreden, zie wat hierover is gezegd en getoond in de nrs. 8853-8858; en over het uiterlijk geheugen dat van het lichaam is en over het innerlijk geheugen dat van zijn geest is, nrs. 2469-2494.

Dat de wetenschappelijke zaken vaten zijn en in het Woord worden aangeduid met vaten van elk geslacht, zoals met: bekkens, bekers, waterkruiken en eendere voorwerpen, is omdat dat ieder wetenschappelijke is zoals een bepaald algemeen iets, dat in zich de bijzondere en de afzonderlijke dingen bevat die samenstemmen met het algemene en zulke algemeenheden in reeksen en als het ware in bundels zijn gerangschikt en die bundels en reeksen dus over en weer zijn geordend zodat zij de hemelse vorm weergeven en zo op de rij af in de meest afzonderlijke dingen tot de meest algemene.

Men kan een idee van zulke reeksen vormen aan de hand van spierbundels en -reeksen in het menselijk lichaam; iedere bundel daar bestaat uit verscheidene beweegvezels en iedere beweegvezel uit bloedvaten en zenuwvezels; iedere spierbundel, die met een algemeen woord spier wordt genoemd, is ook met een vlies omhuld, waardoor hij van de andere wordt onderscheiden; evenzo de inwendige bundeltjes, die de beweegvezels worden genoemd; maar toch zijn alle spieren en daarin de beweegvezels, die in het gehele lichaam zijn, op zo’n wijze geordend, dat zij tot iedere handeling naar de wens van de wil samenwerken en wel op een onbegrijpelijke wijze.

Zo is het ook gesteld met de wetenschappelijke dingen van het geheugen die eveneens worden opgewekt door het verkwikkelijke van de liefde van de mens, dat van zijn wil is, maar door middel van het verstandelijke deel; dat wat het leven van de mens is geworden, dat wil zeggen, dat wat van zijn wil of liefde is geworden, wekt die dingen op; de innerlijke mens immers heeft aanhoudend het gezicht daarop en verlustigt zich daarin, voor zoveel als zij met de liefden overeenkomen; en de dingen die volledig in de liefden binnentreden en spontaan en als het ware natuurlijk worden, verdwijnen uit het uiterlijk geheugen, maar blijven aan het innerlijk geheugen ingeschreven, waaruit zij nooit worden uitgewist; zo worden de wetenschappen van het leven.

Hieruit blijkt ook dat de wetenschappen zijn zoals vaten van het innerlijk leven van de mens en dat het vandaar is dat de wetenschappelijke dingen met vaten van verschillend geslacht en hier met bekkens, worden aangeduid.

Iets eenders wordt met vaten en bekkens aangeduid bij Jesaja: ‘Ik zal Hem hechten als een nagel in een vertrouwde plaats, opdat Hij zij tot een troon der heerlijkheid voor het huis van Zijn Vader, waarop zij mogen hangen al de heerlijkheid van het huis van Zijn Vader.

Van de zonen en van de kleinzonen, alle vaten van het kleine, van de vaten van de bekkens tot aan alle vaten van de nebels [kruiken]’, (Jesaja 22:23,24); daar wordt in de innerlijke en uitbeeldende zin gehandeld over het Goddelijk Menselijke van de Heer en dat door Hem en uit Hem alle waarheden en goedheden zijn van eersten tot laatsten; de wetenschappelijke waarheden van hemelse afkomst zijn de vaten [het vaatwerk] van de bekkens en de wetenschappelijke waarheden van geestelijke afkomst zijn de vaten van de nebels.

En bij Zacharia: ‘Te dien dage zal op de bellen van de paarden staan: De Heiligheid voor Jehovah; en de potten in het huis van Jehovah zullen zijn zoals de bekkens vóór het altaar’, (Zacharia 14:20); de bellen van de paarden voor de wetenschappelijke waarheden die uit het verlichte verstand zijn, nrs. 2761, 2762, 5321; en de bekkens vóór het altaar voor de wetenschappelijke goedheden; eendere dingen worden met de bekkens van het altaar aangeduid in (Exodus 27:3; 38:3).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl