성경

 

Klaagliederen 4:8

공부

       

8 Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord, zij is geworden als een hout.

스웨덴보그의 저서에서

 

Apocalyps Onthuld #312

해당 구절 연구하기

  
/ 962  
  

312. En ik zag en zie, een zwart paard, betekent het verstand van het Woord dat te grond is gericht ten aanzien van het ware, dus ten aanzien van de leer bij dezen.

Dat het paard het verstand van het Woord betekent is eerder getoond; dat het zwarte het niet-ware, dus het valse betekent, is omdat zwart tegengesteld is aan wit en van het witte wordt gesproken met betrekking tot het ware, nrs. 167, 231, 232; het witte trekt ook zijn ontstaan vanuit het licht en het zwarte vanuit de duisternis, dus de afwezigheid van licht, en het licht is het ware; maar in de geestelijke wereld is de zwartheid vanuit tweevoudige oorsprong: de ene is vanuit de afwezigheid van het vlammende licht, dat bij degenen is die in het hemels rijk van de Heer zijn; en het andere is vanuit de afwezigheid van het blinkend witte licht, dat bij degenen is die in het geestelijk rijk van de Heer zijn; deze zwartheid betekent iets eenders als de duisternis, eerdergenoemde echter iets eenders als de donkerheid; die zwartheden verschillen van elkaar: de ene is afschuwelijk, de andere niet zozeer; evenzo de valsheden die zij betekenen.

In de afschuwelijke zwartheid verschijnen zij die duivels worden genoemd, zij verafschuwen ook het ware zoals oehoe’s het licht van de zon; in de niet zo afschuwelijke zwartheid echter verschijnen zij die satans worden genoemd; deze verafschuwen het ware niet, maar zijn er afkerig van en daarom kunnen dezen worden vergeleken met nachtuilen, terwijl eerstgenoemden met oehoe’s kunnen worden vergeleken.

Dat zwart in het Woord wordt gezegd van het valse, kan uit deze plaatsen vaststaan:

‘De Nazireeërs waren witter dan de sneeuw, verduisterd is vanwege de zwartheid hun vorm’, (Klaagliederen 4:7, 8).

‘Over de profeten zal de dag zwart worden’, (Micha 3:6).

‘Ten dage als gij in de hel zult nederdalen, zal Ik de Libanon over u zwartmaken’, (Ezechiël 31:15).

‘De zon werd zwart zoals een haren zak’, (Openbaring 6:12).

‘De zon, de maan en de sterren werden zwart’, (Jeremia 4:27, 28; Ezechiël 32:7; Joël 2:10; 3:15) en elders.

Dat het derde levende wezen het zwarte paard toonde, was omdat hij een aangezicht had zoals een mens, waarmee het Goddelijk Ware van het Woord ten aanzien van de wijsheid werd aangeduid, nr. 243; en daarom toonde dit wezen, dat er niet langer enig ware van de wijsheid was bij hen die in de derde orde waren.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Apocalyps Onthuld #167

해당 구절 연구하기

  
/ 962  
  

167. En zij zullen met Mij wandelen in witte, omdat zij het waardig zijn, betekent dat zij zullen leven met de Heer in Zijn geestelijk rijk, omdat zij in de ware dingen zijn uit Hem.

Dat dit de zin van die woorden is, is omdat wandelen in het Woord betekent leven en wandelen met God betekent leven uit Hem; en omdat in witte betekent in de ware dingen; van het witte wordt immers in het Woord gesproken met betrekking tot de ware dingen, omdat het de oorsprong ontleent aan het licht van de zon; en van het rode wordt gesproken met betrekking tot de goede dingen, omdat het de oorsprong ontleent aan het vuur van de zon; en van het zwarte wordt gesproken met betrekking tot de valse dingen omdat het de oorsprong ontleent aan de duisternis van de hel; zij die in de ware dingen uit de Heer zijn, omdat zij met Hem verbonden zijn, worden waardig genoemd; alle waardigheid immers in de geestelijke wereld is vanuit de verbinding met de Heer; uit deze dingen blijkt dat met ‘zij zullen met Mij wandelen in witte, omdat zij waardig zijn’ wordt aangeduid dat zij zullen leven met de Heer, omdat zij in de ware dingen uit Hem zijn.

Gezegd wordt dat zij zullen leven met de Heer in het geestelijk rijk, omdat de algehele hemel in twee rijken is onderscheiden: het hemelse en het geestelijke; en in het hemels rijk zijn degenen die in het goede van de liefde uit de Heer zijn en in het geestelijk rijk zijn degenen die in de ware dingen van de wijsheid uit de Heer zijn; en van dezen wordt gezegd dat zij wandelen met de Heer in witte; zij zijn ook bekleed met witte bekleedselen.

Dat wandelen leven betekent en wandelen met God leven met Hem en vanuit Hem, staat vast uit de volgende plaatsen:

‘In vrede en rechtheid wandelen zij met Mij’, (Jesaja 2:6).

‘Gij hebt mijn voeten bevrijd van aanstoot, om voor God te wandelen in het licht der levenden’, (Psalm 56:14).

‘David heeft Mijn geboden gehouden en gewandeld achter Mij met het ganse hart’, (1 Koningen 14:8).

‘Jehovah, gedenk dat ik voor U gewandeld heb in de waarheid’, (Jesaja 38:3).

‘Indien gij met Mij zult gewandeld hebben in tegenheid en ook Mijn stem niet zult gehoorzaamd hebben, zo zal Ik ook met u in tegenheid wandelen’, (Leviticus 26:23, 24, 27, 28).

‘Zij hebben niet willen wandelen in de wegen van Jehovah’, (Jesaja 42:24; Deuteronomium 11:22; 19:9; 26:17).

‘Alle volken wandelen in de naam huns Gods en wij zullen wandelen in de naam van Jehovah’, (Micha 4:5).

‘Nog slechts een weinig licht is met u; wandelt terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht’, (Johannes 12:35, 36; 8:12).

‘De schriftgeleerden vroegen: Waarom wandelen de discipelen niet naar de overlevering der ouderen’, (Markus 7:5).

Wandelen wordt ook gezegd van Jehovah, namelijk dat Hij onder hen wandelt, dat wil zeggen, in hen en met hen leeft.

‘Ik zal Mijn habitakel in het midden van hen geven en Ik zal in uw midden wandelen en Ik zal u tot God zijn’, (Leviticus 26:11, 12).

Hieruit blijkt, wat er eerder verstaan wordt onder ‘Deze dingen zegt Hij, Die wandelt in het midden der zeven kandelaren’, (Openbaring 2:1).

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl