Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5328
5328. En zijn voet; dat dit betekent ‘alles van de macht in het natuurlijke’, staat vast uit de betekenis van de voet, namelijk het natuurlijke, waarover de nrs. 2162, 3147, 3761, 3986, 4280, 4938-4952, hier de macht in het natuurlijke, want met de voet opheffen, wordt evenals met de hand opheffen, de macht aangeduid, maar met de hand opheffen de macht in het geestelijke en met de voet opheffen de macht in het natuurlijke; de dingen immers die boven de voeten zijn in het lichaam hebben betrekking op geestelijke dingen; dit blijkt vooral uit de Grootste Mens of uit de drie hemelen; wanneer de gehele hemel zich zoals één mens voor het gezicht vertoont, dan heeft de binnenste of de derde hemel betrekking op het hoofd, de middelste of de tweede hemel op het lichaam en de laatste of de eerste op de voeten; dat de binnenste of derde hemel betrekking heeft op het hoofd, komt omdat hij hemels is; en dat de middelste of de tweede hemel betrekking heeft op het lichaam, komt omdat hij geestelijk is en dat de laatste of de eerste hemel betrekking heeft op de voeten, komt omdat hij natuurlijk is; daarom wordt met de hals, omdat die tussenliggend is, de invloeiing aangeduid en de vergemeenschapping van de hemelse dingen met de geestelijke dingen en met de knieën, omdat die eveneens tussenliggend zijn, de invloeiing en de vergemeenschapping van de geestelijke dingen met de natuurlijke dingen; hieruit blijkt dat met de hand opheffen het geestelijke wordt aangeduid en met de voet opheffen de macht in het natuurlijke; en daarom wordt van macht, die door de hand wordt aangeduid, gesproken met betrekking tot het geestelijke, namelijk tot het ware vanuit het goede, nrs. 3091, 3563, 4931. Onder het geestelijke wordt datgene in het natuurlijke verstaan dat van het licht van de hemel is en onder het natuurlijke datgene in het natuurlijke dat van het licht van de wereld is, want al het eerstgenoemde wordt geestelijk en al het laatstgenoemde natuurlijk genoemd.